119 Neemt men nu in plaats van liet Coxijsche gat eene Parochie van dien naam; neemt men Beoostereede zoo als het genomen worden moet; neemt men in plaats van den Elmara-stroom een gegraven kanaal en laat men het Nieuwer- havensche gat geheel wegom de oude IJve-wa tering in haar geheel te laten, gelijk zij in den overouden Ommelooper van die watering voorkomt, dan vindt men juist het figuur door Lieven van Thüynen aangewezen. Volgt men de sporen van deu ouden IJvendijk, die nog aanwezig zijn; raadpleegt men onbevoor oordeeld giftbrieven en rekeningboeken der Ab dijen, dan komt het mij voor, dat er alle grond bestaat om aan te nemendat in de Xllde eeuw het land van Aardenburg, van Oostburg, van IJ zendtjl;e en van Biervliet een vast land was, volmaakt aan wat men thans het eigen lijke Vlaanderen noemt, vastgehecht, van drie zijden door den IJvendijk omgeven veeleer dan aan te nemen dat in (ie XIIde eeuw het gewest uit eilanden en schorren bestond, die eerst in deXIIIdeeeuw successivelyk ingedijkt en daar door aan elkander zijn gehecht geworden. Of de kaart van Vredius, waarvan gespro ken wordt in de verhandeling in Nehalennia voorkomende, beschouwd worden mag als de gelegenheid van het gewest in 801 juist voor stellende zal ik mij niet vermeten te beoor- deelen het affirmative neem ik gedeeltelijk

Tijdschriftenbank Zeeland

Cadsandria | 1854 | | pagina 165