nog de imam van Ee eenig en alleen aan
dat water wat wij nu als Aardenburgerhaven
kennen, werd gegeven.
Het argument dat men liooger opklimmen
moet dan -1200, komt bij het bestaan der aan
gehaalde bewijzen omtrent de Eede niet te pas:
Nergens vindt men dan ook vóór 1200 van
eenig water of eenige rivier onder de benaming
van Ee of eede gewag gemaakt, en zoo zij be
staan haddedan zou Vredius niet nagelaten
hebben dezelve op zijne kaart aan te wijzen.
De oude Oorkonden, zegt men, waren door de vlun-
deraars van het Noorden vernietigd (1), doch ik
veroorlove mij deze stelling tegen te spreken,
immers zij is niet zoo onbepaald aannemelijk
als wordt gezegden ik heb voor mij onbe
twistbare oorkonden uit de jaren 700 en 800,
waarbij landen en hofsteden onder Aardenburg
en Oostburg aan de Abdij van St. Pieter te
Gent worden geschonken en bij de welke plaat
sen en rivieren bepaaldelijk worden genoemd.
Het beroemde Charter van Graaf Aarnout
de Anno 1)59, bevat, voor zooveel de goederen
betreft bij Oostburg gelegen geenszins eene
nieuwe gift, maar is eene bevestiging van vroe
gere giften. Uit blijkt uit het stuk zelf,
maar wordt boven allen twijfel gesteld door
eenen bevestigings-brief van Lotharius, gege-
(1) Zie Neh1859, pag. 5.