141 den 4 Junij 1279om het water, genaamd de Ee, te mogen verbreeden, dien naam van Ee of Heede heb kunnen vinden evenmin heb ik eenw O vroeger stuk kunnen ontdekken dan dat van 1167/8, waarin de benaming van Heyden'zee voorkomt. Zoo nu dit ter nedergestelde aangenomen worden magzoo het waar is dat voor de op genoemde tijdperken nergens van Eede of Hey denzee in de Graaflijke stukken wordt gesproken, dan rijst van zelf de vraag op, hoe het mogelijk zijn kan, dat men dit gewest door Hedenesse zoude hebben bedoeld en dat het een onderwerp van twist zou geweest zijn tusschen de Graven van Zeeland en van Vlaanderentot wiens grond gebied het land behoorde. Dat dit laatste vraagstuk in 1168, althans geene kwestie opleveren kon, blijkt uit het volgende Het vredesverbond van 1167/8 hetwelk, be- lialven bij Kluit en anderenin het groot Charterboek van Mieris deel I, pag. 112 wordt gevonden, bevat in artikel 12 de bepaling: »Dathetaan geen der beide Graven vrijstaan »zai in de gemelde landen (dat is de landen tusschen Scheld en Heijdenzeeeenige sterkten »te maken of te koopenen dat zij evenmin »aan iemand hunner leenmannen zullen mo gen vergunnen aldaar sterkten te stichten." Over dit verbond rezen geschillen tusschen

Tijdschriftenbank Zeeland

Cadsandria | 1854 | | pagina 187