150 Helaas! in 't slijk vertreden Is 't heiligste verbond. Dat was liet loon voor mijne trouw, Dat was mijn palm na 't lijden, De laafdronk, die na 't strijden, Mijn hart verkwikken zou! Ik waande mij in 't leven Uw zwakke jeugd ten gids en staf, U mij lot vreugd gegeven Op onzen togt naar 't graf; Maar blinde waan!mijn hoop verblonk. En nu '1: die hoop verlieze, Blijft gij gekrooktc biezc En ikeen dorre tronk. Wat drijft u, trouwelooze! Dat ge u den boezem openrijt? Waarom in d' arm van 't booze U langer neergevlijd! Weet gij dan nietdat op uw hart Des meineeds vloek zal wegen, En dat voor vreugd en zegen U niets meer beidt dan smart Wie zal u nu beschermen, Teer bloempjen! als de orkaan u wacht? Wie uwer zich ontfermen In killen winternacht? En wie uw leidsman wezen zal Langs 't doornen pad van t leven? Och! waart Ge trouw gebleven, Nog waar' mijn hart uw Al. Keer weder, afgedwaalde! Tot hem, dien reeds uw hart besehreit.

Tijdschriftenbank Zeeland

Cadsandria | 1854 | | pagina 196