men, waarom een der HH. kerkvoogden dat ge
deelte zoo wat heelt laten aan pleisteren en,
witten. Voor de oudheidkenners is dit echter te
bejammeren. Bijna zoudeik het Departement
voorstellen, om het pleisterwerk er weder
stilletjes af te kraauwenwij konden het,
(om kosten te sparen) zoo wat in corvee of
karweije doen.
Maar we zouden ondertusschen onzen goeden
St.-Elooi wel vergeten. Toehoordersik
weet ook niet veel meer van hem te zeggen,
dan dat hij een jaar of 9 nadat hij hier ge
weest was in zijne bisschoppelijke stad Noijon,
in vrede, gestorven is. En dat was nog ge
lukkig voor hem: want Bontfacius, dieeenigen
tijd later de hooger opwonende Vriezen wilde
bekeerenwerd door dezelve den hals gebroken
en van Willebrordus scheelde het te West-
kappel niet veel. Het was geen vetje, om
bij die lieden uit het preken te gaan. Na
zijnen dood is Eligius heilig verklaard; en
ik heb er vrede mede: want ik weet niets,
dan goed van hem. Daar hij nu in zijne
jeugd aan het goudsmeden gedaan had zoo
hebben, niet alleen de goud-en zilversmids,
maar ook alle andere smeden hem tot hunnen
beschermheilige aangenomen en sedert dien
tijd wordt hij met dien vervaarlijk grooten
hamer, als het teeken zijner waardigheid, af
gebeeld. Ook hier werd uit dankbaarheid eene