Dg Sch.eld.ejol een lofzang in korte verhaaltjes. 1 Mijnen Bronnen: Literatuur: Foto's: Het is 1939. Het befaamde Belgische watersporttijdschrift 'Wandelaer et Sur l'Eau' laat kort en bondig weten: "Scheldejollen, ils sont démodé!". Het staat er echt: uit de mode, ouderwets! En dat in 1939? Daar is dus geen sprake van. We kunnen nu, in 2014, gerust vaststellen dat het tweede leven van de klasse toen nog moest beginnen. En, als de voortekenen ons niet bedriegen, dan komt er ook nog een derde leven aan. Deze unieke, eigenzinnige alleskunner van ruim honderd jaar oud vaart gewoon door. Lees mee en beleef het! De geboorte van eenheidsklasse Wat is dat op het voordek? 16 CONSENT NR. 30 VOORJAAR 2014 Aangespoelde zeemijn in Vlissingen tijdens de Eerste Wereldoorlog 6 december 1914 (Gemeentearchief Vlissingen) hoogte gestegen, havens worden door veel minder schepen bezocht, de oester- en mosselcultuur in Zeeland kwijnen'. Om ditte illustreren: gedurende 1915 worden te Philippine ongeveer 20.500 ton mosselen verhandeld, terwijl dit cijfer in gewone jaren 150.000 tot 175.000 ton bedraagt. Wat betreft problemen in de mosselhandel meldt de Middelburgsche Courant in 1915 dat ten gevolge van de malaise in de mosselhandel te Philippine verschillende gezinnen in geldproblemen zijn gekomen. Verschillende inwoners hebben zich dan ook tot het Steuncomité gewend om ondersteuning te kunnen krijgen. Naast afzetproblemen hebben vissers in de Eerste Wereldoorlog te maken met de gevaren van de overal ronddrijvende zeemijnen. Aanvankelijk liggen deze wel vast, maar bij storm slaan ze dikwijls los en komen ze naar boven, soms wel zeven of acht aan elkaar verbonden mijnen. Deze mijnen kunnen verstrekt raken in de visnetten of de vissersboten direct raken en exploderen. Bij het plaatsen van een mijnenveld in de Wielingen op 19 januari 1915 komt een motorsloep van de Marine in aanraking met een mijn, waarbij vijf slachtoffers vallen. Op 16 juni 1915 loopt een hoogaars uit Breskens bij Knokke op een mijn. Vier mensen komen hierbij om het leven. Op 7 maart 1916 keert het schip de ARM 16 terug van een dag schol vissen en is op weg naar Vlissingen. Het schip komt echter terecht in een mijnenveld. Na de netten verboeid te hebben vaart schipper Lieven van Belzen Czn. naar Vlissingen om de mijnen aan te geven. Tijdens de terugtocht naar het mijnenveld, samen met de stoomboot van het loodswezen, varen beide schepen op een mijn. Van de ARM 16 wordt slechts één bemanningslid gered. Zeeuws Archief, Archief Bestuur der Visserijen op de Zeeuwse stromen, inv.nr. 671 (jaarverslagen 1914-1918). Zeeuwse kranten, voornamelijk Middelburgsche Courant en Zierikzeesche Nieuwsbode, 1914-1918 (te raadplegen op internet via Krantenbankzeeland.nl) J. Adriaanse, De kroniek van Arnemuiden 1870-1948, Goes 1992,138-156. Zeeuwse Bibliotheek Beeldbank Zeeland Gemeentearchief Vlissingen CONSENT NR. 30 VOORJAAR 2014 17 JelleJoosse Het verhaal begint kort na 1910. Internationaal groeit het besef dat de toekomst van de wedstrijdzeilerij zit in wedstrijden tussen gelijke schepen, in zogenoemde eenheidsklassen. Pas dan komt het echt aan op de kunde van de bemanningen. Naast de eerlijke krachtmeting weegt bovendien de beheersbaarheid van de kosten per boot. Ook die blijven dan nagenoeg gelijk, doordat dure verfijningen niet mogen zonder verandering in de klasse reglementen. De 'Royal Yacht Club de Belgigue' te Antwerpen besluit zo'n nieuwe klasse in te stellen. Ze wordt daarin sterk aangemoedigd door eigen succesvolle internationale en Olympische zeilers zoals Leon Huybrechts, die er in het buitenland ervaring mee had opgedaan. Het moet een stevige, goedkope boot worden met goede zeileigenschappen, geschikt voor onderricht aan de jeugd en voor wedstrijd- en toerzeilen op de Schelde. Een ontwerpwedstrijd wordt uitgeschreven op basis van deze richtlijnen. Leopold Standaert, clublid, vriend en bemanningslid van Leon Huybrechts, tekent het winnende ontwerp. Het is een open overnaadse zwaardboot geworden, gaffel getuigd, met de fok aan een boeg spriet. De foto hiernaast van het model in het Nederlands Scheepvaart Museum geeft een indruk van de uitvoering. De afmetingen zijn 5,00 m x 1,90 m exclusief de boegspriet van 0,60 m. De boot heeft een houari-tuig. Het grootzeil heeft dan een lange, zo stijl mogelijk staande gaffel. Het meet 13,65 m2 en de fok 3,93 m2, totaal 17,58 m2. Een gegalvaniseerd ijzeren midzwaard van 40 kg voorkomt verlijeren, terwijl de ballast bestaat uit vier broodjes lood van 20 kg. Met het zwaard naar beneden is de diepgang 1,24 m. De kuipruimte is riant: er is bijvoorbeeld voldoende plaats voor een viertal kinderen en hun instructeur. Twee doften ondersteunen de zwaardkast. Tussen dubbele knieën van de achterste doft past precies een pakje shag, destijds onderdeel van de standaarduitrusting van de schrijver dezes. Onder de naam 'Monotype d'Anvers' wordt in de winter van 1912 begonnen met de bouw van de eerste tien schepen, acht voor de RYCB en twee voor de zusterclub SN RA. Het werk wordt toevertrouwd aan de Scheepswerf van Jules De Wachter-Huys in Boom aan de Rupel. Op 15 juni 1913 volgt de feestelijke De rolfok is vergelijkbaar de moderne variant, zij het dat het huidige alumi- niumprofiel oorspronkelijk van hout (j) is. Maar echt uniek is de toepas sing van het jagerboompje (e). Op een voordewinds rak kan het boompje, dat scharniert aan de mast, naar bak- of stuurboord getrokken worden met de betref fende buitenschoot (g), waarbij de neerhaler (f) gevierd wordt. Het voorstag en voorlijk met de halshoek draait zo naar buiten. Een veel efficiënter gebruik van een gege ven zeiloppervlak, dan door het uitbomen van de schoothoek! Illustratie uitDe Zeilsport- H.C.A. van Kampen

Tijdschriftenbank Zeeland

Consent | 2014 | | pagina 10