i\ r
I
wt w/y //3/z /rJUZ
tiet'Tu fv/nvx>t scftftrfad ffWtfttD
onoan
jr£jj'y -ZE-
jrerfy
8 CONSENT NR. 30 VOORJAAR 2014
Jetty als jacht in de dertiger jaren
onderhield.' Of er wat mee werd verdiend bleek pas een week
later, wanneer de commissionair terugkwam met de centen.
Meer dan eens was het bericht: shrimp stinks ten teken dat de
garnalen te lang onderweg waren geweest en bedorven. Dan
mochten ze blij zijn als de manden terugkregen. Ook werd
de vangst regelmatig in Breskens afgeleverd. De vissersvloot
van Breskens bestond in die dagen uit slechts een twintigtal
hoogaarzen en een paar botters. Daardoor was de aanvoer
beperkt en de opbrengst vaak beter dan in Vlissingen. De
vangsten werden uitgeleurd of verkocht aan opkopers, die ze
naar België exporteerden.
In augustus 1914 brak de eerste wereldoorlog uit, in oktober
werd Antwerpen aangevallen. Het Belgische leger trok zich
terug op de IJzerlinie en de bevolking sloeg op de vlucht.
Zoals te lezen elders in deze Consent raakten de vluchtelingen
over heel Nederland verspreid. Koningin Wilhelmina had
opgeroepen de Zuiderburen die Nederland binnenkwamen
waar mogelijk te helpen.
Zeeuws-Vlaanderen kon de enorme aantallen vluchtelingen
nauwelijks aan. Wanneer Van de Gruiter met zijn vangst
aankwam in Breskens, had hij politiebescherming nodig om
de hongerigen op afstand te houden terwijl hij zijn handel
naar het goedbeklante café van Sanne van Grol bracht. Deze
weduwe had een huiskamercafé in de 1e Zandstraat. Hij was
wel eens naar Cambier, de groothandelaar geweest en naar
het café Centraal van Miete de Draaier. Het liefst ging hij toch
naar het café in de Zandstraat, daar voelde hij zich, evenals
veel van zijn plaatsgenoten, het meest thuis.
Het was duidelijk dat er veel te veel vluchtelingen in Breskens
waren. Het was winter en zelfs naast de rommel achter de
loodsen in de haven sliepen vrouwen en kinderen. In Sluis
werd de vluchtelingen halverwege februari verteld dat ze
binnen een week weg moesten zijn. Een collega visser had
vluchtelingen meegenomen naar de overkant. Er stond veel
wind en de twee gezinnen die meevoeren, waren bang. Bij het
overstag gaan had de schipper de angst op de gezichten van
De oude ARM 4 (midden) in de haven van Vlissingen ca. 1910
CONSENT NR. 30 VOORJAAR 2014 9
-rv«<r - jg. J
I L.&iSt'H
-
I
fj
«F
T~~"i
V
Werfschriftje met schetsen van de Jetty
de vrouwen gezien. Ze spraken alleen Frans en hadden hem
geld gegeven als dank voor de overtocht. In de haven van
Vlissingen lagen Vlaamse schepen van uitgeweken schippers
die met een eigen schip waren gevlucht.
Woensdagochtend 17 februari 1915 waren Van de Gruiter en
zijn bemanning in het donker uitgevaren. Vanwege de oorlog
mocht dat niet, van zonsondergang tot zonsopgang mocht er
niet worden gevaren. Alle wallichten waren gedoofd en ook op
de tonnen brandde geen licht. De wind was zuidelijk, het was
afgaand tij en extreem laag water. Aan het eind van de morgen
liep de ARM 4 op de Nolleplaat aan de grond en kapseisde. Het
ongeluk werd gezien vanuit Vlissingen en enkele roeiers van
de loodsdienst wisten na vier tochten de hele bemanning te
redden. De beschadigde hoogaars werd de haven in gesleept.
Op 27 maart werd schipper Kamermans van het Loodswezen
voor deze redding geëerd met een medaille.
De Nederlandse neutraliteit maakte het vissen ronduit
gevaarlijk. De Nederlandse marine had overal in de Schelde
mijnen gelegd tegen ongewenste Engelse en Duitse schepen.
Elke keer dat de vissers een wat ongebruikelijke route kozen,
werden ze door de marine aangehouden en ondervraagd,
verdacht van smokkel of spionage. Op 16 juni voer de
hoogaars BR 19 op een mijn en verging. De hele bemanning
kwam daarbij om.
De controle werd opgevoerd, voortaan moesten vissers die
buiten de route voeren, een boete betalen. De garnalenexport
naar Engeland via Vlissingen stopte, de export via Hellevoetsluis
gaf problemen omdat de garnalen niet zo lang vers bleven.
De schippers stapten over op andere soorten vis. Op de
Westerschelde liepen in 1916 drie schepen van de Stoomvaart
Maatschappij Zeeland op een mijn.
De oorlog in de omringende landen had grote invloed op de
visserij. Het Oostgat werd afgesloten door mijnen, waardoor
grote delen van de visgronden onbereikbaar werden. Doordat
er 's nachts niet gevaren mocht worden, misten de vissers
regelmatig het afgaand tij en was de dag verloren. Kolen voor
de garnalenketel waren schaars en duur. Bovendien hadden
België, Noord-Frankrijk en Duitsland hun grenzen gesloten
voor de garnalen uit Nederland.
De huispellerij van garnalen werd aan strenge banden gelegd
en de prijzen kelderden in de eerste maanden van 1917
dramatisch, van 40 cent per kilo in januari tot 15 cent enkele
maanden later. Bovendien kon vanwege ijsgang lange tijd niet
gevist worden. Eind februari trad de dooi in, maar het bleef
ijskoud. Maart en april van dat jaar staan te boek als de koudste
van de 20e eeuw. Er zat door de kou minder garnaal. Volgens
de sluisregisters van Veere trokken de meeste buitenvissers
naar de Oosterschelde en stapten over op haringvisserij.