Oesters en mosselen Financiële situatie oester- en mosselhandelaren 14 CONSENT NR. 30 VOORJAAR 2014 Mailboot naar Londen schappij Zeeland, 1916. Buitenhaven Vlissingen. (Gemeentearchief Vlissingen) (met dazzle painting' ter misleiding van de duikboten) van de Stoomvaartmaat- Verkoopkantoor. Ook de drogerij te Arnemuiden verwerkt in de zomermaanden grote hoeveelheden garnalen voor veevoeder. De totale garnalenvangst van de Zeeuwse vloot in 1918 is 1.596.158 kg met een opbrengst van Fl. 386.909,- tegen 1.582.270 kg met een opbrengst van Fl. 231.623,- in 1917. In het algemeen wordt dit jaar veel gevangen en zijn de prijzen hoog. In district Westerschelde vist men in 1918 van juni tot oktober met het gemiddelde aantal van 75 vaartuigen op garnalen, maar in oktober daalt dit aantal tot 54, een gevolg van de Spaanse griep, waaraan veel vissers, vooral te Breskens, lijden en enkelen er zelfs ook aan sterven. In het jaarverslag omtrent de toestand der visserijen op de Zeeuwse stromen over 1914 wordt vastgesteld dat de oesterhandel een gevoelige knak heeft gekregen en dat de oorlog hiervan de voornaamste oorzaak is. Flier komt nog bij dat door het niet kunnen afleveren men extra sterfte krijgt onder de overblijvende tweejarige oesters, het product (de oester) met dubbele pachten wordt belast en er geen voldoende plaats beschikbaar komt om in het voorjaar oesterzaad te kunnen zaaien. In het eerste halfjaar van 1915 worden nog veel oesters geëxporteerd, vooral naar België. Maar juist naar dat land ondervindt men veel transportproblemen. Vervoer per trein naar Antwerpen of Brussel is uitgesloten. Naar Gent worden de oesters vervoerd via Vlissingen-Terneuzen. Het vervoer naar België geschiedt voornamelijk per vissersvaartuig of andere schepen. Voor dit vervoer ontstaan echter grote belemmeringen als het Duitse bestuur van het bezette deel van België de vaart op Antwerpen en Brussel eind februari 1915 verbiedt, naar aanleiding van het frauduleuze brievenvervoer naar België. De verzending naar Gent gaat goed tot 26 maart 1915 als de Duitse machthebber een verbod instelt uit angst voor besmetting door tyfus. Alle oesters, en ook mossels, die rond die tijd worden verscheept komen terug, omdat geen verse vis België meer in mag. Dankzij de hulp van de consul in Terneuzen en het overleggen van certificaten en andere bewijsstukken slaagt men er in de Duitse autoriteiten in België te overtuigen van de ongegrondheid van de Duitse angst en wordt het oestervervoer reeds op 30 maart weer toegestaan. In 1915 worden te Philippine ongeveer 20.500 ton mosselen verhandeld, terwijl dat cijfer normaal 150.000 tot 175.000 ton bedraagt. In het voorjaar van 1916 is de mosselhandel te Philippine levendiger dan in 1915. Het meeste geld wordt verdiend met mosselen die rechtstreeks van de Oosterschelde per vaartuig naar Gent worden vervoerd en daar worden verkocht tegen Fl. 1,20 a 1,50 per ton van 50 kg inhoud. Dit duurt tot half augustus, als de vissersvaartuigen te Gent worden geweigerd en men genoodzaakt is de mosselen te lossen in Terneuzen, van waaruit ze verder per spoor naar België worden verzonden. Ondanks deze moeilijkheden en kosten neemt de handel alsmaar toe en lopen de prijzen op tot eind oktober, wanneer de handel zich drastisch wijzigt. Reden is dat de mosselen nu op verschillende havenplaatsen aan de Westerschelde door burgers worden gekocht, gekookt en in vaten met zout of azijn verduurzaamd en naar het buitenland worden verzonden, een handel die een hoge vlucht neemt. Zo worden de mosselen gekocht tegen Fl. 3 tot Fl. 6 per harington, naar kwaliteit, terwijl de uitgepelde vis door de kokers wordt verkocht voor 30 a 50 cent per kilogram. Berekend wordt dat een harington vette mosselen 18 a 20 kg vis inhoudt, zodat én door mosselvissers én door mosselkokers veel geld wordt verdiend. Het is dan ook logisch dat steeds meer ondernemers geld willen verdienen met het koken. Er wordt in Klundert in Noord Brabant een grote kookinrichting opgericht waar men met 16 fornuizen dag en nacht bezig is mosselen te koken. Ook de garnalenpellerij te Brouwershaven begint met dergelijke werkzaamheden. Beide inrichtingen betrekken veel mosselen van Bruinisse, waardoor de uitvoer naar België steeds minder wordt. Ook te Philippine wordt veel handel gedreven met CONSENT NR. 30 VOORJAAR 2014 15 Zeemijn op het Roeiershoofd in Vlissingen, 1914-1918 (Gemeentearchief Vlissingen) de mosselkokers, waardoor bijna geen mosselen meer via Terneuzen naar België worden verzonden.. In de Yerseksche Courant van 22 februari 1916 verschijnt een bericht waarvoor men reeds eerder had gevreesd: "De Köln Zeitung maakt gewag van plannen in Duitschland den invoer van alle luxe artikelen te verbieden, ook oesters behooren helaas onder de opgesomde artikelen". Deze plannen worden ook uitgevoerd, want in de maanden augustus en september worden alleen oesters verkocht in Nederland, België en Engeland. De daaropvolgende maanden breidt de afzet zich uit naar Rusland, Zweden en Noorwegen en Denemarken en later ook nog naar Zwitserland, Oostenrijk-Hongarije en Luxemburg en zelfs Nederlands-Oost-Indië, maar worden geen oesters uitgevoerd naar Duitsland en Frankrijk. Tenslotte wordt op 26 december 1916 de uitvoer naar Oostenrijk-Hongarije gestaakt wegens een invoerverbod. Na de wapenstilstand van de oorlogvoerende mogendheden op 11 november 1918, waardoor de militairen uit de interneringskampen en Belgische burgers uit de vluchtoorden naar hun land getransporteerd kunnen worden is de mosselkokerij te Bruinisse wegens gebrek aan afzetgebied gesloten. De directie van de kokerij doet nog pogingen om mossels gekookt naar België te verzenden, maar ook dat lukt niet. In 1918 worden vóór de wapenstilstand van 11 november alleen oesters uitgevoerd naar België, Duitsland en een klein gedeelte naar Frankrijk, Zweden, Noorwegen en Luxemburg. Verzending naar Engeland, Rusland, Denemarken, Zwitserland, Oostenrijk-Hongarije vindt niet plaats. In de Middelburgsche Courant van 4 december 1914 wordt gemeld dat in het voorlopig verslag hoofdstuk Financiën van de Staatsbegroting is gewezen op de treurige toestand van de oester- en mosselvisserij in Zeeland ten gevolge van de oorlog. Over het geldende stelsel van verpachting is men niet erg te spreken. In Zeeland moeten hoge pachten worden betaald voor mosselpercelen, terwijl in de rest van Nederland de mosselvisserij vrij van heffingen is. Wanneer door de oorlogsomstandigheden de export van mosselen wordt stopgezet komt er bij de mosselvissers te weinig geld binnen om de pacht te kunnen voldoen. Bij de behandeling van de staatsbegroting hoofdstuk Financiën eind december 1914 doen de heren Patijn en De Muralt een goed woord voor de pachters van oester- en mosselpercelen die door de oorlog in de problemen zijn gekomen en door de geringe omzet van hun producten niet in staat zullen zijn hun pacht op tijd te betalen of hun bod bij de laatste verpachting van oesterpercelen gestand te doen. De minister antwoord dat de oester- en mosselcultuur ook zeer gebukt gaan onder de tijdsomstandigheden en dat het billijk zou zijn daar rekening mee te houden met de pachtinningen en onmachtige pachters niet uit te sluiten van nieuwe verlotingen en verpachtingen. Op 3 maart 1915 melden de dagbladen dat wegens de tijdsomstandigheden 70 van de visserijpacht wordt kwijtgescholden. Op 8 maart 1915 geeft de Zierikzeesche Nieuwsbode een korte samenvatting van de problemen: 'Nederland toch lijdt onder de oorlog. Veel werkeloosheid in de steden, prijs der levensmiddelen tot een onrustbarende

Tijdschriftenbank Zeeland

Consent | 2014 | | pagina 9