Een vergeten hoogaarsmodel Het model De feiten 30 CONSENT NR. 32 VOORJAAR 2016 Peter Hamer Naar aanleiding van de tentoonstelling van het werk van Han Reijnhout in het MuZeeum in Vlissingen (2009) en de uitgave van het bijbehorende boek, vertelde de heer Charles Mermans (+2013) mij dat de modellenverzameling niet compleet was: hij was namelijk de trotse eigenaar van nog een model, van de hoogaars Flo. Zelfs Han Reijnhout toonde zich verbaasd toen ik hem dat vertelde, hij was het model totaal vergeten. En dat was voldoende aanleiding om te proberen wat meer van de wederwaardigheden van het schip te achterhalen. Het model is gebouwd op verzoek van Hugo Van Kuyck (1902-1975), destijds voorzitter van de Royal Yacht Club van België (RYCB), Het was bedoeld als cadeau voor Charles Mermans, de voormalige eigenaar van het schip, als aan denken aan hun langjarige samenwerking in het bestuur van de RYCB. De tekeningen van de Flo zijn gemaakt door Raymond Derkinderen, de vaste scheepstekenaar van Van Kuyck* De opdracht voor het model was eerst gegeven aan een Belgische oud-scheepstimmerman met modelbouwervaring, maar deze kwam te overlijden nog voor hij aan het model kon beginnen. Daarna werd besloten de opdracht te gunnen aan Han Reijnhout. Die deed er zo lang over dat de rekening na het overlijden van Van Kuyck betaald is door de erven. Maar uiteindelijk kwam het model toch gereed en werd alsnog over gedragen, waarna het uit het geheugen van Han verdween. Maar, zoals uit de foto blijkt, het model bestaat nog steeds. Op uitnodiging van Charles hebben we een bezoek gebracht aan de prachtige watermolen waar hij destijds woonde, waar Han en ik uiterst hartelijk werden onthaald en in gezelschap van Walter Van Glabbeek genoten hebben van de vele verhalen tijdens een door mevrouw Mermans bereide lunch. Kopieën bevinden zich in het archief van de werkgroep Documentatie van de SBH Walter Van Glabbeek is nog een jonge man als hij in 1946 met zijn broer Hugo op de fiets stapt om zich een zeiljacht te zoeken. Voor de oorlog hebben zij kennis gemaakt met het zeilen op een platbodem op het jacht van hun grootvader, de lemmerhengst Kievit, de voormalige BOU 14. En nu zoeken zij een schip voor zichzelf. Na zowat alle havens langs de Schelde te hebben afgefietst vinden ze uiteindelijk in Yerseke wat ze zoeken: de hoogaars YE 190 van C. Boone. Cees Boone was een zogenaamde pannenboer, die voer met oestertjes. Hij had eigen oesterpercelen in de Oosterschelde, waarvan vandaag de dag nog de restanten zichtbaar zijn. Een rechthoekig perceel werd afgezet met een aarden wal. In deze wal bevond zich een eenvoudig sluisje, zodat met afgaand tij het water kon wegvloeien. Met half tij voer de pannenboer met zijn schip, geladen met wit gekalkte dakpannen, tot binnen het perceel. Nadat het schip was drooggevallen zette hij daar de pannen overboord in rijen op regelmatige afstanden. Daarna werd het sluisje gesloten. Zo werd voorkomen dat het oesterbroed droog zou komen te liggen bij laag tij. Met hoog water kwam het schip Ten snel scheepje, zonder motor7 CONSENT NR. 32 VOORJAAR 2016 31 hSl'jSSS Bij de molen, van links: Charles Mermans, Han Reijnhout, Walter van Glabbeek Het model van de hoogaars Flo weer vlot en vertrok. Na verloop van tijd kwam hij terug om de oesters te oogsten. De pannen waren dan begroeid met oesterbroed (jonge oesters) en werden opgevist, om ze ver volgens naar Yerseke te brengen. De kleine oesters werden daar van de pannen geschraapt en uitgezet op zeven, aan palen tussen twee platen. Daar konden ze dan doorgroeien tot ze na twee jaar groot genoeg waren voor consumptie. De pannen werden schoongemaakt en opnieuw gekalkt voor hergebruik. Zo kort na de oorlog hebben de Zeeuwse vissers het niet wat je noemt breed. Boone heeft een zieke dochter, waarvoor de broers Van Glabbeek nog medicijnen meebrengen uit Antwerpen als ze het schip gaan halen. Om de douanerechten te omzeilen worden voor aanvang van de tocht naar België de registratienummers op de boeg overgeschilderd. Overigens zonder veel succes. Maar de douane in Lillo is coulant genoeg om de import van zo'n oude schuit door de vingers te zien als 'monster zonder waarde'. Er zit een breuk in de stuur boordzijde. Iedere keer dat het zwaard wordt gestoken gaat die breuk open en gutst het water naar binnen. Uiteindelijk is met behulp van ijzeren beugels het geheel zo verstevigd dat er nog mee gevaren kan worden. De thuishaven wordt het getijdenhaventje van Lillo, even stroomafwaarts van Antwer pen aan de rechter Schelde oever. Op de werf van Peet de Klerk worden wat kleine aanpassingen gedaan om het schip geschikt te maken voor de pleziervaart. In 1951 doet Walter het schip over aan zijn zeilvriend Charles voor de prijs van 5000 BeF. Charles kent het schip van hun gezamenlijke tochten, maar vindt na zestig jaar nog altijd dat hij destijds te veel heeft betaald voor het wrak.

Tijdschriftenbank Zeeland

Consent | 2016 | | pagina 16