OPENBARE VERKOPING
LILLO-HAVE
i
s„wi, A. LEEMANS
De verhalen
VAN
gestrand op Wal
te recht, zal op DINSDAG 2 JUNI 1953f
om 3 uur namiddag, op Wal te Liilo-Have, pu-
fmbliek verkoper*
Het ZEILJACHT «FLO», ge
bouwd in eiken hout, lang 11.20 m.
en breed 3 m„ wegende circa 6 ton.
De bruikbaarheid van liet vaartuig wordt niet
(iftrfmite betaling m W verhoging,
inlichtingen ter studie (Tel. 756.107).
32 CONSENT NR. 32 VOORJAAR 2016
Eert harde leerschool
De bruikbaarheid van het zeiljacht wordt
niet gegarandeerd
In de rampnacht van 1 februari 1953 spoelt door de hoge
waterstand de Flo over de kade en breekt. Een halfjaar later
ontvangt de eigenaar een brief van de Gemeente Lillo met het
verzoek "het wrak te verwijderen van de kade".
Het besluit 'Niet meer te repareren' is onontkoombaar, en
het schip wordt middels een openbare veiling te koop
aangeboden. Plakkaten worden allerwegen op de bomen
aangeplakt, waarop duidelijk is gesteld dat "de bruikbaarheid
van het jacht niet wordt gegarandeerd".
Het wekt dan ook geen verbazing dat er niet op het schip
wordt geboden. Via de havenmeester komt uiteindelijk contact
tot stand met Charlie Letzer, van de sleepdienst in Antwerpen.
Deze heeft het plan het wrak, opgehangen in leidsels tussen
twee sleepboten, naar een werf in Boom te brengen, om het
volledig te laten restaureren. Daar is voor zover bekend nooit iets
van terecht gekomen. Het schip heeft niettemin toch 5000 BeF
opgebracht, waarmee de oorspronkelijke investering is gedekt.
Antwerpen, februari 2011. Aan tafel in de jachtclub van de
RYCB zit ik tegenover twee kwajongens van 80 plus jaren,
Charles Mermans en Walter Van Glabbeek. Al vertellend herbe
leven ze de avonturen uit hun jeugd, waarbij diverse grote
namen uit de naoorlogse periode in Antwerpen de revue
passeren, zoals Hugo Van Kuyck destijds eigenaar van de Jetty,
Staf de Lee en zijn broer Flor. Het is niet steeds duidelijk wie er
precies wanneer aan boord waren, maar de verhalen zijn er
niet minder om.
De eerste reis van de nieuwe eigenaar en zijn compagnon
is niet verstoken van avontuur. Goed en wel de Schelde op
lopen ze op een zandplaat. Het tij word afgewacht, maar
intussen wordt het donker. De meegekochte stormlamp blijkt
droog te staan en dus is er geen verlichting aan boord. Plotse
ling is daar het zoeklicht van een schip, wat de patrouille boot
van de waterpolitie blijkt te zijn. Ze zijn in overtreding! De poli
tiemannen zijn zo vriendelijk een sleepje aan te bieden naar
Studie van Notaris A. LEEMANS te Beremirecbt
gevvaaièorgd.
T||fciehtige» ter plaatse.
lira» V&N HOOr, Ekeröfl Tel 4Ï.1SS0
Op de Oosterschelde
CONSENT NR. 32 VOORJAAR 2016 33
In de sluis bij Vlissingen
een veiliger plaats en brengen het scheepje naar de Zimmer
man geul waar ze het tij kunnen afwachten. Na de kentering
wordt tuig gezet en, omdat ze nog steeds geen verlichting
hebben, onder dekking van de duisternis koers gezet richting
Antwerpen. Tot dezelfde politieboot hen weer in de gaten
krijgt. Allereerst wordt de boete verhoogd, en vervolgens
worden ze op sleeptouw genomen en verplicht te ankeren in
het midden van de kom van het buitendijkse slijkgat bij Hans-
weert tot het licht wordt. Als het anker gaat krabben worden ze
wakker, ze drijven achterstevoren de vaargeul weer in. Goede
raad is duur en ze besluiten tuig te zetten. Bij het hijsen van
het grootzeil schiet de haak van de klauwval uit het oog op
de gaffel, en verdwijnt het blok omhoog. De maat klimt in zijn
pyjama omhoog en keert, eenmaal bovengekomen, van de
zenuwen zijn maag om. Het is allemaal goed gekomen, maar
het illustreert wel hoe het niet moet.
Ze leren snel. Walter vertelt: "Ik meen dat het 1948 was.
Wachtende aan de steiger in het Voorns kanaal in Hellevoet-
sluis werd ik aangesproken door een eerder bejaarde vrouw.
Ze vroeg van ons verse vis te kunnen kopen. Ik verwachtte
zo'n vraag niet, maar om beschouwd te worden als een echt
werkelijke visser was voor mij een hoge verering".
De mentor van de jonge zeilers is Staf de Lee, de "Koning van
Lillo", destijds de schipper van de lemmeraak De Blinkert (zie
ook Consent van voorjaar 2001).
Staf is een strenge leermeester. Als ze eens de haven proberen
in te zeilen maar door de stroom en het gebrek aan wind bij de
ingang dreigen te stranden, moet een van hen overboord met
een stuktouw om te proberen de schuit op die manier binnen
te slepen. Staf staat op de kade maar steekt geen hand uit. Ze
moeten het maar leren!
De verkoop van de Flo aan Charles in 1951 is een prachtige
aanleiding voor een proefvaart. Echte noodzaak is er niet, ze
hebben al jaren samen op het schip gevaren, maar dit is een
gelegenheid om nog eens een paar dagen op stap te gaan.
Het weekeinde verloopt prima, het schip voldoet volledig aan
de verwachtingen. Na twee dagen varen terug in het zicht
van Lillo keert het tij. De haven is daardoor onbereikbaar en
de mannen nemen hun toevlucht in een geul in de Prosper-
polder. Na de kentering blijkt de wind recht in het gat te
staan, en uitzeilen is onmogelijk. Walter besluit om dan maar
over boord te stappen en het schip uit te trekken. Hij springt
overboord en zakt meteen tot zijn knieën in de slik. Uiteinde
lijk moet hij zich uitgraven met de schop om zijn laarzen te
redden. Met behulp van planken van de buikdenning lukt het
dan om tot de rivieroever aan een verhard stuk beschoeiing te
komen, waar de planken weer worden ingeladen en de laat
ste mijlen naar de haven worden afgelegd. Zo blijkt weer hoe
effectief de lessen van de oude Staf zijn geweest.
Een volgende tocht voert naar de Oosterschelde. Op weg van
Wemeldinge naar Zierikzee vertrekken ze onder het oog van
vader Mermans en de havenmeester de Oosterschelde op.
Het waait dat het rookt, en de havenmeester mompelt "die
vogeltjes zijn voor de poes". Ze zien toch kans de haveningang
van Zierikzee te bereiken en varen voor top en takel het kanaal
in. Maar zonder motor is er geen houden aan. Het anker wordt
overboord gezet maar dat mag niet baten, de lijn breekt en
het anker verdwijnt. Dan maar tegen de kant om de vaart eruit
te halen en een man over boord te zetten met een lijn om
aan de paaltjes op de vloedlijn in de dijk af te remmen. Maar
de paaltjes begeven het onder het geweld. Tot overmaat van
ramp schuift het voorschip tegen de dijk op en stoot lek op
dezelfde paaltjes. Dan maar door de sluis de haven in, waar ze
uiteindelijk tegen een afgemeerde mosselkotter tot stilstand
komen. Het gat in het vooronder wordt afgestopt met plag
gen en handdoeken, om vervolgens met de inmiddels gearri
veerde familie te gaan eten in restaurant Mondragon. Eenmaal
terug aan boord gaan ze slapen met een hand buiten de kooi
om te voelen of het schip niet vol water loopt. De terugreis
loopt via Vlissingen, waar de zeesluis nog niet is hersteld. De
deuren en de sasgaten moeten door de bemanning met
de hand worden bediend. Het schip moet dwars worden