De aanpak van de schade
WATERING X
VA N
STA
\E NIS Si
De negentiende eeuw: een nieuw elan
Waterschappen
Calamiteuze polders
16 CONSENT NR. 35 VOORJAAR 2019
Plompe Toren van Koudekerke
Calamiteuze polders rond 1950.
Uit Geschiedenis van Zeeland IV
Bij laag water de genoemde oostenwind verlaagt het water
nog meer) valt de druk weg van het water tegen de oever. Het
gewicht van de dijk neemt de overhand, er ontstaat onbalans
en dit veroorzaakt het vloeien van de ondergrond.
De verhevigde confrontatie van stromend water kan een
gevolg zijn van een gewijzigd stromingspatroon maar ook
van een menselijke ingreep zoals een afdamming.
Een voorbeeld van het tweede: de dichting van de Sloedam
in 1871 had grote invloed op hoe het water zich bij eb en
vloed door het Veerse Gat perste: nu door twee openingen in
plaats van drie. Meerdere dijkvallen als gevolg.
Een veranderend stromingspatroon is een continu gegeven in
een estuarium. Een storm kan daar nog eens een extra aanzet
toe geven. Een voorbeeld zien we op foto op de middenpa
gina: dijkval bij de Plompe Toren aan de zuidkant van Schou
wen. Die dijkval vond plaats op 13 juni 1953, vijf maanden na
de watersnood.
Zoals gezegd zorgden de veelal dramatische gevolgen voor
versnelde technologische en wetenschappelijke ontwikkelin
gen. Maar dat niet alleen: het was ook een bron van verha
len en legendes, waarbij één enkele zeker een voorspellende
waarde had.
Lang geleden visten Schouwse vissers een lieftallige zeemeer
min op in hun netten. Zij besluiten haar mee te nemen om
haar te kijk te zetten op de markt thuis. Dat overleeft ze niet.
Haar man, een meerman, vervloekt vervolgens de stad:
Westenschouwe
'tzai je rouwe
Dat je genomen hebt mijn vrouwe
Westenschouwe zal vergaan
De toren alleen zal blijven staan (1)
Het verzakte gedeelte bij een dijkval is doorgaans helemaal in
de diepte van de stroomgeul terechtgekomen. Daar wordt het
doorgaans weer afgevoerd door de gewone getijstromen. Het
is voorgekomen dat op de plaats waar men eerst de laagwa-
terlijn wist, er na de val een diepte van 22 meter gepeild werd.
Het is duidelijk dat het opvullen van zo'n gat destijds geen
optie was. Een inlaagdijk is dan onontkoombaar. Maar op zijn
beurt kon die weer de diepte in glijden. Met de huidige kennis
en middelen is de uitkomst minder dwingend.
Een voortschrijdend landverlies, met steeds meer kosten; het
was een nachtmerrie voor landeigenaren en boeren. Maar niet
alleen lokaal! Zelfs niet alleen provinciaal. In het begin van de
negentiende eeuw, na een stapeling van dijkvallen en over
stromingen werden ook in de landelijke politiek steeds meer
vraagtekens gezet. 'Kostte Zeeland nu niet meer, dan het
waardis?'kon men zelfs in de Haagse wandelgangen horen!
(1) Plompe Toren Informatiecentrum.
De toren staat aan de zeedijk dichtbij het haventje van
Burgsluis. Tijdens de beklimming maakt men kennis met de
dramatische geschiedenis van het gebied. De torenooit kerk
toren van het dorpje Koudekerke, is het enige overblijfsel van
3500 hectare (en veertien dorpen) dat resteerde na met name
opeenvolgende dijkvallen tussen 1475 en 1650.
Eenmaal boven, op 23 meter, heeft men een wijds uitzicht
over de inlagen met karrenvelden aan de ene kant. Draait
men zich om dan ontvouwt zich het natuurmonument - en
destijds het Vraatzuchtige monster'- Oosterschelde.
SCHOUWEN-OUiVEtAND
3 J Sï. Anrwtand
NOOR 0-8 EV ELAND
THOLEN
WALCHEREN
Middelburg
ZUID-8E VELAND
ZEEUWS VLAANDEREN
MA 11
OV3J KEMPEXS HOrSTE7)E TOLDJUl.
WoiA. «fa»
AwjewEM» ie**"
m Attrjm» «N#
Kaartje met getekende peil raaien, die met de Romeinse
cijfers, bij Stavenisse, J.R.T. Ortt. Uit: Van Rumoirt tot Razernij,
doorJ.L. Kool-Blokland. KZGW, 2003
In het jaar 1754 werd in Brouwershaven, aan de noordkant van
het zo geteisterde Schouwen, een jongen geboren. Andries
Schraver was zijn naam en hij had, zo meldde de biografie,
een avontuurlijke en vastberaden inborst. Na als zeeman de
wereld verkend te hebben verkoos hij een baan aan de wal
en wel in de waterbouw. Hij maakte snel carrière en vooral zijn
tomeloze ijver bij het verhelpen van de grote schade bij de
watersnood van 1808 oogstte waardering en bewondering.
Hij schuwde de modder aan zijn laarzen niet. Uiteindelijk zal
hij de eerste hoofdingenieur van het district Zeeland worden.
Het was zijn theorie die het doemdenken mede deed veran
deren. Pak je de situatie op Schouwen niet grondig aandan
is het verloren. Als je Schouwen verliestgaat Zeeland eraan.
Is Zeeland dan opgegeven dan is het 's lands bolwerk tegen de
oceaan verdwenen.'Mede door zijn inspanningen zal in 1838
de overheid deze visie overnemen.
(Ontleend aan De Rand van 'tLand, doorJ.H. Kool-Blokland,KZGW, 2003
De politieke veranderingen gingen bovendien gepaard met
grote technologische ontwikkelingen in de waterbouw en
professionalisering van het ambtelijk apparaat. De Soetigheit,
Subtylheiten Listigheitvan Vierlingh kregen eindelijk kans.
In de elfde eeuw groeide de bevolking op de bedijkte gron
den. De bewoners gingen samenwerken om die veengrond
te ontginnen en hun schapen te laten grazen op de schor
ren. In het begin hadden alle deelnemers dezelfde belangen,
omdat zij zowel eigenaar als gebruiker van de grond waren.
Toen na verloop van tijd de belangen verschoven, bijvoor
beeld wanneer er een stuk grond verpacht werd, besloten de
dorpsbestuurders zich te verenigen in een samenwerkings
verband. Zo ontstond een bestuursvorm met als doel het
zeewater te weren en het land droog te houden en daarmee
de landbouw en veeteelt te bevorderen. Het eerste offici
ële waterschap (Rijnland) werd in 1255 opgericht door graaf
Willem II van Holland. De Rijksoverheid bemoeide zich in de
volgende eeuwen weinig met de waterschappen. Dat leidde
wel hier en daar tot een lichte bestuurlijke chaos. Pas in de
Franse tijd, na 1795, werden de waterschappen een publieke
aangelegenheid: een functionele democratie voor het water
beheer. Hierbij betaalden de landeigenaren de kosten naar
rato van hun (land) aandeel.
Omdat de zorg voor een zeewering steeds meer geld ging
kosten konden de waterschappen die een zeedijk onder hun
beheer hadden, die zorg vaak niet meer opbrengen. Dat gold
vooral voor de zwaar bedreigde polders met relatief veel kilo
meters zeedijk en weinig eigenaren. In 1870 werd een wet van
kracht die dat nijpende geldprobleem trachtte te ondervan
gen. Een polder, die niet in staat was de kosten van zeewe
ring en oeververdediging te dragen, kon op zijn verzoek,
door hogere overheden, calamiteus verklaard worden. Zo'n
calamiteus waterschap kon bij tekorten een beroep doen op
bijdragen van de provincie en het rijk. Het waterschap werd
gecontroleerd of het wel voldeed aan de eisen van doelma
tigheid. Eén eis van de overheden was dat een calamiteuze
polder beschikte over een eigen peilboot.