f
057
iPit- y«'
-Q^o— jv - -
O MFkTovGDj9f)ten-A (TYo Aa
pi Mijfc
\s-~a
IfJiAH ©DM 'IIOTOAAM®,
,eï itLSl
h§i44sp)
S ka
¥&-'*-* b£Qï#u£ frjjp S-
8 frU,
3 A
1-7
)-f>
Documentatie
Hoe zagen die hoogaarzen er uit?
28 CONSENT NR. 36 VOORJAAR 2020
C^KUKkV<t(/ p<7^pfVit6,(^S0
fo*V d&.ttKuiêt<4, <uv 9j.CviifiCr/.. .-/y<iO
f/ rt« c<x<t uj>7« j>f a* VvjO :0.
fiu'i/tss/ifr ur&, fa ,fars/M///p//isrs tV /ss /wjayc.* ,*wt7-
/•<ysi/tj *r//, &i//tfdlf,<urtm ó)l< sfit vt~/-/ü'<i/
JlrZ'^^rjdofvJ^3/vfïJ/7uSt/0£mC'. Afóri?/me$t&r^ecyifir (7tviyi(<7t/na<>y7(<?f. To'/a/M^mï
Oudst bekende lijntekening van een hoogaars, uit
Collection de la Marine Francaise, Bateaux Hollandais
Toulon 1834".
Hoewel de punterachtige schepen dus al voorkomen in de
vroege middeleeuwen, dateert de oudst bekende vermelding
van de punter als type pas uit het begin van de zeventiende
eeuw (1618).
De rompvorm van de punterachtige schepen vertoont een
aantal kenmerken die in wisselende samenstelling kunnen
voorkomen:
- het vlak is plat en is licht opgebogen in lengterichting,
- het vlak is voor en achter lancetvormig en bestaat uit twee
of drie gangen,
- de stevens zijn recht en staan onder een hoek ten opzicht
van de waterlijn,
- de inhouten bestaan afwisselend uit een legger en twee
knieën,
- de kim is scherp,
- de zijden zijn al dan niet opgeboeid.
De constructie maakt in de loop van de tijd een ontwikkeling
door, waarbij de schepen worden opgeboeid, en de houten
pennen worden vervangen door spijkers.
Door de grote overeenkomsten tussen middeleeuwse punters
die in Rotterdam en de IJsselmeerpolders zijn opgegraven, en
de moderne punters uit Giethoorn, gaan de archeologen uit
van continuïteit in scheepstechnologie.
De tekeningen van de vroege Kinderdijkse hoogaars verto
nen opmerkelijke constructieve overeenkomsten met deze
scheepjes: het oorspronkelijk lancetvormige vlak, de rechte
vallende stevens, de tegen het vlak gespijkerde boorden met
een kimhoek van ca. 135 graden en de spantafstand van een
Amsterdamse voet (28,3 cm). Bij deze hoogaarzen bestonden
de inhouten uit afwisselende leggers en spanten/oplangers,
waarvan de knieën een korte en een lange poot hadden. Die
waren afwisselend aan bakboord en aan stuurboord geplaatst,
zoals bij de Rotterdamse punter. En zoals bij het model van
een kleine hoogaars zoals beschreven door J. Van Beylen in
'De Hoogaars en de visserij in Arnemuiden', pag. 301De zijden
bestonden uit drie overnaadse gangen en een opboeisel. Die
waren dus hoger opgeboeid dan de oorspronkelijke punter,
wat overeenkomt met de definitie uit 'Seeman'.
CONSENT NR. 36 VOORJAAR 2020 29
v**-
0^4K*t.y Wi o qod
CLSr-
-c
ttwCdJ
'yJ-S-V
H T
t ■-
y-JLvl- /Ut <r\Kï4t fZ~
Bestek no. 35, Leendert
Hoogendam, 1711
Bron: Handschrift Het
Scheepvaart museum.
Het vereist nader onderzoek, maar is hier mogelijk ook sprake
van overgeleverde bouwtechniek, en was de punter dus de
stamvader van de hoogaars? Het is in ieder geval opmerkelijk
dat de bouwtechniek van de middeleeuwse punter na meer
dan acht eeuwen in de zestiger jaren van de twintigste eeuw
nog vrijwel ongewijzigd werd toegepast op de werf van de
gebroeders Meerman in Arnemuiden.
De oudst bekende vermelding van de hoogaars komt voor
in het verslag van de overval van de 'Hoeksche' Rotterdam
mers op het 'Kabeljauwsche' Schoonhoven in december
1488 (Jonker Frans oorlog 1488-1490), als visschuit voor de
drijfnetvisserij: "De stad bleef in de wapenen tot den helde
ren ogtend-stond, toen enige boeren en vissersdie hunnen
hoogers en drijfnetten uit angst verlaaten hebbenuit de
schuilhoeken tevoorschijn kwamen". Dat de benaming in een
officieel verslag wordt gebruikt betekent dat die al flink was
ingeburgerd.
In de 16e eeuw volgt een aantal vermeldingen als vrachtschip
op de Maas, maar de omschrijving 'Samoureus ofte hoocheers
schip' doet vermoeden dat het hier om een ander type schip
gaat. Daarna komt de benaming vaker voor, vooral in de Oud
Notariële archieven van Rotterdam (IJsselmonde) in het eerste
kwart van de 17e eeuw. Het type wordt ook vermeld in reke
ningen uit begin 17e eeuw, als vrachtscheepje bij dijkwerken
in de Merwedepolder (1618) en in Vlaanderen (1619). Kennelijk
was het toen al een algemeen voorkomend type in de Zuid
westelijke delta.
Pas in de loop van de achttiende eeuw komen er geschreven
bestekken beschikbaar. Zo is er het (onvolledige) bestek van
een hoogaars, gebouwd op de werf van Leendert Hoogen
dam in Maassluis in 1711. In de negentiende eeuw wordt de
documentatie breder, met tekeningen van Boot in Delft-Vrij-
endam, A.C. Kriens in Kinderdijk, en de werfboeken van Fop
Smit, Jonker en Meerman.
De oudst bekende afbeeldingen zijn een schilderij van Hend-
rick Avercamp en een schilderij van Jan Porcellis uit het eerste
decennium van de 17e eeuw, waarop een duidelijk herkenbare
hoogaars is afgebeeld, respectievelijk als veerschip en als
vissersschip.
Om te onderzoeken in hoeverre het hoogaarsmodel in
de loop van de tijd is veranderd, is aan de hand van recent
beschikbaar gekomen documenten een analyse gemaakt van
de afmetingen en verhoudingen van het type.
Vooral de 'schrijfboekjes' van de werf van de Gebroeders
Meerman in Arnemuiden geven waardevolle informatie in de
vorm van uitgebreide bestekbeschrijvingen met afmetingen
van meer dan 100 gebouwde hoogaarzen over de periode
van 1863 tot 1961. Ook van de werf van Jonker aan de Kinder
dijk zijn geschreven bestekken bewaard van een dertigtal
hoogaarzen uit de periode 1857 tot 1875.
Daarnaast is gebruik gemaakt van tekeningen uit het Mari
tiem Museum Rotterdam zoals een vijftal tekeningen van
Kinderdijkse hoogaarzen van A.G. Kriens en van Boot uit het