Het verhaal van de BRU 6 CM. Degenaor 32 CONSENT NR. 36 VOORJAAR 2020 Een verhaal Een verhaal dat me aansprak Een verhaal lang geleden uiteen tijdschrift gescheurd Een verhaal geschreven door CM. Degenaar Een verhaal uit de Waterkampioen nummer 12, 1979 Een verhaal over de Zeeuwse Eloogaars BRU 6 Bonnie Joosse Traag openen zich de sluisdeuren en aan onze ogen ontrolde het panorama van een rustig Volkerak, met in de heiige verte de vage contouren van Westelijk Brabant. Het was al laat september, desondanks schitterde het zilte water in de weer kaatsende zonnestralen, die haar golvende oppervlak kleurde van diep groen naar zilver goud. Er stond weinig wind en meer dankzij de sterke ebstroom gleed "Chantlevent" langs Goeree op weg naar Bruinisse, waar wij tegen zonsondergang hoopten binnen te lopen. De heiigheid begon toe te nemen en ik besloot een trui aan te trekken, want het begon merkbaar koeler te worden. De wind verflauwde tot een nauwelijks waarneembaar briesje. Wanneer ik over de spiegel keek verraadden kolkjes dat we nog steeds voortgang maakten, ofschoon het niet veel meer was. Hoe lang kan het duren voordat een zeiler besluit de eenheid wind, water, boot te verbreken: meestal te lang. "Ik kan de volgende boei niet meer vinden", zei mijn vrouw en deze opmerking haalde mij uit mijn overpeinzingen. Nog niet direct verontrust besloot ik de troosteloos hangende zeilen te strijken en de motor te starten. Terug aan de helmstok bestu deerde ik de kaart. De laatste boei, waar de Zuid Vlije over gaat in de Krammer was minutenlang geleden gepasseerd. De volgende boei kon niet ver weg meer zijn. Drie paar ogen concentreerden zich. Ondanks de klamme kilte kreeg ik het warm, want ik realiseerde me, dat ik veel te lang had zitten dagdromen. De heiigheid was overgegaan in mist, waarvan de dichtheid alleen maar scheen toe te nemen. Het stilzwij gen aan boord was even drukkend als de mist zelf. Ik besloot uiterst langzaam varend een kompaskoers te volgen, waarvan ik hoopte dat hij mij in het zicht van de volgende boei zou brengen. Terugkeer sloot ik uit omdat dat tegenstroom betekende en misschien wel volledige desori ëntatie. Tien minuten hadden we al rondspeurend doorge bracht, toen er een schok ging door het schip. We zaten vast en het water zou pas over enkele uren haar laagste stand bereiken. Met een kiel van 1,5 meter onder de boot, geen stut ten aan boord en totaal geen ervaring in droogvallen, begon ik me zorgen te maken. Wanhopige pogingen met de motor faalden, evenals het verplaatsen van onze gewichten naar één zijde van de boot. "Cantlevent" zat vast en bleef vast en om dit te benadrukken begon zij lichte slagzij over stuurboord te krijgen. Ik was tezamen met mijn vrouw bezig in de kajuit alle los liggende voorwerpen naar de lage zijde te verplaatsen, toen ik de stem van mijn dochter hoorde. "Papa, papa, kom, een schip, een schip!" Ik struikelde het kajuittrapje op en bleef als vastgenageld staan. Op ongeveer 25 meter afstand ontdekte ik in de mistflarden de contouren van een bruin zeil. Een originele Zeeuwse Hoogaars kwam een flinke boeggolf opwerpend op ons afgestoven. Tussen het opspattend schuim las ik de registratie BRU 6 op de boeg en aan de helmstok zag ik de vage omtrekken van een man, die samengegroeid leek met zijn schip. De Hoogaars voer scherp aan de wind, want ze helde sterk over maar tegelijkertijd was het of iets mijn keel dicht schroefde, want er was helemaal geen sprake van wind. Ik brulde hem toe, zwaaiend met mijn armen, want ik vreesde dat een aanvaring onvermijdelijk was. Toen, op hooguit 7 meter, begon zijn steven te wenden en zijn machtige zeilen klapperden hun lied in de wind. Volkomen verdwaasd keek ik naar de figuur aan het roer die me aanstaarde, met in zijn rechterhand een lijn terwijl hij met deze hand in de richting van mijn voorschip wees. "Hij wil je eraf slepen." schreeuwde mijn vrouw. Ik struikelde over het gangboord naar voren. De Hoogaars lag nu op haar andere zij en verdween in de mist. Ik stond zwetend op het voorschip, compleet aan mezelf twijfelend, toen ik opnieuw de klapperende zeilen hoorde. De Hoogaars was overstag gegaan en liep nu in een koers die haar dankzij haar geringe diepgang op enkele meters langszij bracht. Met gekat grootzeil en gestreken fok maakte ze aanmerkelijk minder voortgang. Ze voer op ongeveer twee CONSENT NR. 36 VOORJAAR 2020 33 meter aan ons voorbij. Toen pas zag ik de lijn, die precies op het voordek terecht was gekomen. Als een razende zette ik hem vast. "Houd je vast", brulde ik naar achteren en zette me schrap. Het duurde even voordat de lijn uit het water kwam en zich in een wolk van waterdruppels spande. Er ging een schok door het schip dat een kwart slag draaide en even nam de helling gevaarlijk toe. "We zijn los", schreeuwde mijn vrouw. Ik haastte me naar mijn plek bij de helmstok. De lijn stond strak voor ons uit en priemde in de mist. Van de Hoogaars was niets te zien, maar we maakten een snelheid van 4 knopen. We hadden 20 minuten gevaren, toen de lijn slap viel. Ik haalde hem in en schoot hem op. In de verte ontwaarde ik een paar vage lichten in de mist. Toen hoorde ik weer het nu al bekende geflapper van de overstag gaande Hoogaars. Voor de laatste maal verscheen ze scherp aan de wind zeilend. Wederom staarde ik als in een droom naar de figuur aan het roer, wiens hand wees naar de vage lichten in de mist. Dan wees de hand naar de opgeschoten landvast, die ik nog steeds vasthad. In een reflex wierp ik de opgeschoten lijn terug aan boord van de Hoogaars, die in de mist verdween, mij wederom in vertwijfeling achterlatend. Ik startte de motor en koerste op de lichten af. Weldra ontdekte ik havenlichten en dichterbij gekomen herkende ik de havenkom van Bruinisse. Ik meerde afin de vissershaven en voelde een grote dankbaar heid in mij opkomen jegens mijn redder, toen ik weer vaste grond onder mijn voeten had. Ik had mijn redder in mijn verbouwereerdheid geen woord van dank toegeroepen maar het moest mogelijk zijn hem te vinden, tenslotte had ik de registratie van zijn schip. Toen al twijfelde ik aan de omstandigheden waaronder onze redding had plaats gevonden. De schipper van de Hoogaars moest wel zijn motor gebruikt hebben om ons vlot te krijgen. Bovendien was er inderdaad iets meer wind opgekomen, wat de bolling van zijn zeilen kon verklaren. Ik haastte me aan wal om de Hoogaars te zoeken en startte mijn actie in de vissershaven. Zonder succes zocht ik verder in de jachthavens, informeerde bij havenmeesters, sluiswachters en vissers, maar nergens kende men de BRU 6, men had er zelfs nog nooit van gehoord. Er was alweer een dag verstreken en ik had mijn zoekactie opgegeven, toen 's avonds, terwijl ik genoot van een koel pilsje in een oud café, mijn aandacht getrokken werd door een aantal oude foto's, die opgehangen waren aan een muur in het café. De foto's stelden taferelen voor van de visserij onder zeil, zoals die vroeger in Bruinisse gebloeid had. Plotseling was het alsof ik een schok kreeg. Op een van de foto's zag ik een Zeeuwse Hoogaars, die met zijn boeg door de golven sneed in een wolk van buiswater. Een vreemde spanning maakte zich van mij meester en ik vloog van mijn barkruk om de foto nader te bekijken. Mijn ontsteltenis nam nog groter vormen aan, toen ik aan het roer de gestalte ontdekte wiens silhouet ik nooit meer vergeten zou. Daar op de boeg tussen het opspat tend schuim las ik duidelijk de letters BRU 6. Een oude schip per had mij met zijn ogen gevolgd en ofschoon zijn gezicht geen enkele emotie verraadde voelde ik instinctief, dat hij mij misschien verder kon helpen.

Tijdschriftenbank Zeeland

Consent | 2020 | | pagina 17