STRAO, EEN SCHOUWS DORPSFEEST
door J. J. B. Kuipers, H. Uil en M. K. Buth
De unieke Schouwse strao, liet "pootje baden van de paarden in zee", heeft sinds
de vorige eeuw de geesten en pennen in beweging gebracht. Men hield zich
vooral bezig met weidse theorieën over de oorsprong, teiwijl de strao zelf meer
dan eens dreigde af te sterven. Het voorliggende artikel wil helderheid scheppen
omtrent praktijk en geschiedenis van het straorijden. Drie auteurs hebben zich tot
dit doel verenigd. J.J.B. Kuipers wiedt in het onkruid van de theorieën. H. Uil
brengt archiefvondsten aan het licht, die de vroegst bekende vermelding van de
strao zo'n twee eeuwen naar voren schuiven. M.K. Buth legt tenslotte de "spelre
gels" van de strao enigszins gedetailleerd vast, om verdere verbastering te voor
komen.
THEORIEËN OVER OORSPRONG EN BETEKENIS
Luc Montigny meldde in I960 in het Zeeuws Tijdschrift een opleving van de
strao, toen "rijvereniging, het zadel, de stijgbeugels, de jockeypet" er het "origine
le karakter" aan ontnamen. Ook voor de Tweede Wereldoorlog was er al sprake
van een opleving, mede dank zij de activiteiten van de publicist DJ. van der Ven
en J. Janzen, van 1919 tot 1926 arts te Burgh en Haamstede. J.A. Hubregtse meld
de in 1929 en 1937 een toenemende belangstelling voor en deelneming aan
"onze oude volksfeesten" en herinnerde zich uit zijn jeugd "nog een jaar, dat
slechts één ruiter geheel alleen op Haamstede en Burgh de stra-viering in stand
hield"."
Dat de verschillende data van de strao kennelijk vastgesteld waren naar de vasten
bracht de veronderstelling dat dit feest op het overwegend protestantse
Schouwen van voor de Reformatie dateerde. Echter, tot dusverre dateerde de
"eerste" beschrijving van het gebeuren uit 1846. H.M.C. van Oosterzee gaf toen in
de Zeeuwsche Vólks-almanak een actuele beschrijving van de strao, liet specu
laties over herkomst en achtergrond achterwege, maar releveerde wel cle bereke
ning ten opzichte van vastenavond.'
Lenteprocessie
In zijn boek De Volksvermaken (1871) was J. ter Gouw de eerste, die schreef
over de achtergronden van de strao. Hij deelt mee dat volgens sommigen het
strandrijden diende om de werkpaarden, die weken achtereen de warme stal niet
verlaten hadden, een fris bad en wal beweging te geven. Maar volgens anderen
diende de strao om de paarden te bevrijden van de betovering, die hen op stal
getroffen had. Een zeebad rond vastenavond zou hen daarvan ontdoen en
bescherming bieden tegen weerwolven, nachtmerries en meer' van dat canaille.
Weer anderen zagen in de strao het overblijfsel van de eredienst aan een plaatse
lijke god.
I11 1905 werd door neerlandica en folkloriste C.C. van de Graft (1874-1969) een
verband gelegd met voorchristelijke tijden, met als tussenstation de middel
eeuwse carnavalsprocessies. Van de Graft zag in de strao een overblijfsel van
een carnavalsprocessie zoals die eeuwen geleden in Frankrijk en Duitsland, maar
23