Wereldoorlog haalt hij herhaaldelijk oog
getuigen erbij. Ik vind dat een verdienste,
want hij had al in een vroeg stadium de
betekenis van de ooggetuige om tot een
'totaler' beeld te komen, gezien. Maar
veel verder dan De Jong gaat een andere
(helaas overleden) RIOD-medewerker.
Dat is Ben Sijes, die bij het
schrijven van zijn boek over de Razzia
van Rotterdam meer dan 200 interviews
met ooggetuigen maakte. Daarnaast hield
hij nog een uitvoerige schriftelijke en
quête. Dankzij die gegevens (en natuurlijk
de bekende, al eerder vastgelegde feiten)
was hij in staat om de razzia van 10 en
11 november 1944 te reconstrueren. Maar
omdat hij met zoveel mensen had gespro
ken, was hij tot nog iets anders in
staat: hij kon antwoord krijgen op de
vraag hoe het toch mogelijk was geweest
dat zoveel (50.000) jongens en mannen
zich zomaar hadden laten afvoeren. En
dat laatste, het verhaal van het hoe en
het waarom van het menselijk handelen in
extreme situaties, is - lijkt mij - het meest
interessante van de hele geschiedschrij
ving.
Er is nog een zeer interessant boek, dat
bijna geheel is gebaseerd op mondelinge
bronnen en dat in hetzelfde jaar als De
Razzia van Rotterdam verscheen (1951).
Dat is het proefschrift van G. Kruijer
over Amsterdam tijdens de Hongerwinter.
Het bijzondere aan dat boek is, dat alle
1300 zogenaamd 'hongertrekkers', alle
1000 plattelanders, alle 1600 huis-aan-
huis-Amsterdammers en alle 'notabelen'
geïnterviewd zijn in 1945 en 1946. Dus:
vrijwel onmiddellijk na die winter zodat
de herinneringen nog vers waren. Kruijer
beschikte over 100 studenten die het
onderzoek deden en een gigantische hoe
veelheid bronnenmateriaal verzamelden. In
het proefschrift wordt van de letterlijke
verhalen maar spaarzaam gebruik ge
maakt, want zo gaat dat nu eenmaal bij
proefschriften. U zult begrijpen, dat toen
ik het boek ontdekte (het was in de tijd
dat we ons voorbereidden op de radio
serie over de Hongerwinter) ik meteen
prof. Kruijer heb opgezocht. Behalve in
zijn kennis over de periode, was ik ook
geïnteresseerd in al die ooggetuige-verha
len. Want ook al waren ze niet met de
band opgenomen, we zouden met letterhj-
ke teksten uit die tijd best iets kunnen
doen.
Van het antwoord op de vraag waar al
dat bronnenmateriaal (het waren zakken
vol) was gebleven, sloeg ik bijna achter
over. Ik heb dat antwoord nóg op de
band staan, zodat u me er niet van kunt
verdenken, dat ik een verhaaltje vertel.
Luister zelf:
(bandfragment van Kruijer waarin hij zegt
dat 'die zakken van het RIOD' alle zak
ken met bronnenmateriaal met de vuilnis
man hebben meegegeven)
Ik heb nooit kunnen begrijpen, hoe ze bij
het RIOD zulk prachtig ooggetuige-mate
riaal hebben kunnen weggooien. Tot ik
afgelopen zaterdag een recensie in de
Volkskrant las over een serie boeken vol
ooggetuigen-verhalen over de laatste oor
log. Die recensie was geschreven door de
bibliothecaris van het RIOD, de u en mij
intussen bekende Dick van Galen Last.
Niet dat daarin nu de oplossing van het
raadsel letterlijk stond, maar toen ik die
recensie had gelezen, wist ik weer hoe er
door nogal wat wetenschappers wordt
aangekeken tegen de 'gesproken geschie
denis'. Van Galen Last schampert in elk
geval over het dubieuze geheugen van
ooggetuigen en concludeert, dat 'docu
menten uit de tijd zelf nog altijd de
meest betrouwbare informatiebron blij
ven'.
We zijn dus nu aangeland bij de branden
de kwestie of het geheugen van ooggetui
gen wel betrouwbaar is. Wie al een tijdje
Bezig is met het interviewen van oog
getuigen (zoals ik bijvoorbeeld) weet dat
er uit de wetenschappelijke wereld nogal
eens schamper gedaan wordt over die
'gesproken geschiedenis', zeker in handen
van amateurs (zoals ik bijvoorbeeld). Het
blijft allemaal te journalistiek, te weinig
gedegen, het zit vol onnauwkeurigheden.
Ach het leest of het luistert natuurüjk wel
lekker, maar wat koop je daarvoor als je
op zoek bent naar de geschiedenis?
Of, om de Volkskrant-recensie letterlijk te
citeren: 'Dit soort ooggetuige-verhalen [het
gaat over soldaten, die aan de Grebbe-
Berg vochten] geeft een goede indruk hoe
men 50 jaar later tegen de gebeurtenissen
van toen is gaan aankijken; van minder
belang is daarbij of die verhalen iets aan
onze kennis toevoegen. De mensen in de
27