was, dat mijn mededelingen 'op drijfzand'
waren gebaseerd en zich in deze kwestie
überhaupt 'aan de zijde van Warren'
schaarde. Het was werkelijk allemaal
onzin, zo vernam ik van de zijde van het
Rijksinstituut. Het instituut had zich hele
maal niet achter Warren gesteld, en mag
zich trouwens nooit achter iemand stellen.
Toen ik dit het NRC Handelsblad vervol
gens per ingezonden stuk liet weten,
kwam dit totaal verminkt in de krant,
terwijl het daarop volgende ingezonden
stuk van Hans Warren daarentegen...
Enfin, er was voor niemand meer een
touw aan vast te knopen, zodat het mij
het verstandigste leek Warren precies te
laten weten wat ik daar in Zeeland pre
cies had gezegd, zodat hij zich niet op
die paar opzwepende PZC-alinea's hoefde
te baseren.
Die liet via zijn advocaat weten dat mijn
explicatie 'voor de heer Warren acceptabel'
was. Inderdaad, Warren had zich niet om
mijn lezing maar om het oliedomme
verslag van mijn lezing kwaad gemaakt,
'terwijl in dat verslag om verder met uw
cliënt te spreken, context en toon niet zijn
temg te vinden'.
Warren accepteerde dus het door mij
gestelde. Zelfs had ik geen spat van mijn
stellingen hoeven terugnemen. Adieu, kort
geding. Zodat het thans tijd is om ook
een niet-Zeeuws publiek te laten weten
wat ik werkelijk heb beweerd.
De dagboeken van Hans Warren, en
zeker het eerste dat over de oorlog gaat,
zijn alom geprezen, ook als bijdrage tot
het beeld dat wij van de bezettingsjaren
hebben. Zoals het dagboek van Bert
Voeten veelvuldig figureert in de kolom
men van Lou de Jong, zo komt Warren
veelvuldig voor als bron in het onlangs
verschenen Zeeland 1940-1945 van dr. Gijs
van der Ham.
Het dagboek is een beschrijving van een
schuwe Zeeuwse jongen, in het geïsoleer
de Borssele, afkomstig uit een 'fout' mi
lieu, een jongen die zijn eigen weg pro
beert te vinden.
Op 29 september 1944 schrijft hij: Door
de omstandigheden wordt dit dagboek
verwaarloosd. Ik zal proberen alles in mijn
herinnering te bewaren, dan blijft het daar
ook scherper.'
Dit impliceert dat alles voor september
1944 onmiddellijk, heel precies, 'heet van
de naald', zoals Warren het zelf uitdrukt,
is geschreven.
Helaas is dit niet geloofwaardig. Of zoals
ik het op mijn voordracht zei: 'Ik geef
geen cent voor deze mededelingen, het is in
ieder geval, naar mijn stelligste overtuiging
bij gedeeltes - en die zijn niet als zodanig
aangegeven - later geschreven'.
Ik kom natuurlijk niet zomaar tot deze
stelling. Er zijn voorbeelden van gebeurte
nissen die niet op de aangegeven datum
maar in retrospectief in Warrens dagboek
zijn verwerkt.
Neem zijn behandeling van de Arbeids-
cinsatz.
Op 1 maart 1943 schreef Warren: 'Dui
zenden moeten weg voor de Arbeidseinsatz,
ook echte studenten.'
Op 1 maart 1943 waren de studenten
echter nog niet voor de Arbeitseinsalz
opgeroepen. Secretaris-generaal prof. Jan
van Dam had weliswaar in december 1942
laten weten dat hij enige duizenden stu
denten naar Duitsland zou sturen, maar
dit bevel was even later ingetrokken. Pas
half maart 1943 kregen de studenten de
zogenaamde loyaliteitsverklaring ter Leke-
ning voorgelegd, in de wetenschap dat
een weigering met verplichte tewerkstelling
zou worden bestraft. Het zou tot mei
1943 duren voordat de weigerachtige
studenten daadwerkelijk voor de Arbeits-
einsatz werden opgeroepen.
Warren verklaart nu dat hij de betreffen
de passage heeft geschreven omdat 'ieder
een toch van tevoren (kon) zien aankomen
dat ook studenten zouden worden opgeroe
pen'. Dat mag waar zijn, maar het staat
er niet. De aanstaande Arbeitseinsatz
wordt niet gemeld als een vermoeden,
niet als een boze voorspellende droom,
maar als een nuchter, vaststaand feit.
Warrens verweer klopt ook niet met de
wijze waarop hij een paar weken na de
dagboeknotitie d.d. 1 maart 1943 die
angst en schrik veroorzakende prof. van
Dam beschrijft. Die wordt niet opgevoerd
als de collaborerende secretaris-generaal
die de studenten de Arbeitseinsalz heeft
ingejaagd, maar heet braaf, zonder com
mentaar 'prof. van Dam' die 'ons welkom
heette'. Welkom op een in april 1943
gehouden cursus Vogelbescherming, die
38