is dan inderdaad de vraag of de kerk wel bij
een bestaande woonkern wordt gesticht. De
latere naam St. Laurens, naar de patroon
heilige van de kerk, is typisch de nieuwe
parochienaam, niet de naam van een dorp
van vóór de kerkstichting. En de tweede
naam van St.Laurens, die ook in de bron
nen voorkomt, namelijk Popkensburg, is
evenmin een oude dorpsnaam, maar de
naam van het ambachtsheerlijke kasteel. Dit
alles bij elkaar wekt de indruk, gezien deze
namen, en gezien de ligging van kerk en
kasteel dicht bij elkaar, dat de kerk primair
is gebouwd in de buurt van het am-
bachtsheerlijke huis, dus waarschijnlijk het
huis van genoemde Willem, en dat pas
daarna het doip is gevormd.
Wanneer er in veel gevallen - ik zeg beslist
niet in alle gevallen - nog geen echt dorp
aanwezig is op het moment dat de kerk
wordt gesticht, en wanneer dan toch de
onderlinge afstand tussen de kerken op veel
plaatsen zo gering is als wij daarstraks
hebben gezien, dan moet dit wel betekenen
dat er een vrij dicht netwerk van verspreide
bewoning heeft bestaan. Daarop wezen -
wij zagen dat al - ook de archeologische
gegevens voor de 11e en 12e eeuw. En ook
de zogenaamde vliedbergen, de am-
bachtsheerlijke kasteelbergjes uit de 12e en
13e eeuw, die vrij dicht bij de am-
bachtsheerlijke hofsteden zullen hebben
gelegen, illustreren dit, want deze bergjes
liggen sóms bij een dorp, maar heel vaak
ook midden in het land.
De gespreide bewoning komt ook aardig tot
uiting in de stichtingsoorkonde van de kerk
van Oost-Souburg uit 1250. Daarin wordt
vermeld waar de nieuwe parochie zich
uitstrekt. En dan worden genoemd de bewo
ners van de Zuidhoek, ik vermoed een
buurtschap aan de weg naar Vlissingen, dan
het goed, dus een alleenstaande hoeve van
een zekere Helgher, waarschijnlijk in het
noorden, en verder in oostelijke richting
alle bewoners tot aan de Lood weg: dat is de
weg die ook later nog de oostgrens van
Oost-Souburg vormt.
Aardig is in dit verband ook Hoogelande.
In 1189 krijgen de bewoners daar toe
stemming een kapel te bouwen. Er worden
geen namen genoemd, zodat het waarschijn
lijk gaat om' een aantal samenwerkende
ambachtsheren. Wat opvalt is dat, anders
dan andere kerken, de kerk van Hoogelande
niet op een kreekrug ligt: dat is voor Wal
cheren echt heel bijzonder. Maar wel op
kreekruggetjes liggen in Hoogelande de ver
spreide boerderijen die in de 18e eeuw op
de kaart van Hattinga voorkomen. Zou dit
misschien kunnen betekenen dat de betrok
ken ambachtsheren ookin 1189 al verspreid
hebben gewoond, en dat de kerk op een
gunstige plaats in het midden is neergezet,
gebouwd op een kunstmatige kerkwerf,
maar niet op een kreekrug? Dat wijst dan
niet erg op het bestaan van een doip ter
plaatse in 1189, en de naam Hoogelande,
dus een naam op -land dwingt daar evenmin
toe.
Wanneer nu, zoals wij voorzichtig opperen,
de stichting van een kerk zo belngrijk is
voor de dorpsvorming kan men zich ook
afvragen of dat dorp er nu wel in alle ge
vallen gekomen is. Ik denk meestal van
wel, maar in een aantal gevallen vermoed
ik dat de nadruk toch op de verspreide
bewonig is blijven liggen. Ik denk bijvoor
beeld dat in Nieuwerve, met een kerk bij
het huis van de heren van Nieuwerve nooit
een dorp is ontstaan, en zo ook vermoed ik
dat de bewoning in Ser Poppekerke en
Boudewijnskerke toch vooral een verspreide
bewoning is gebleven, dus niet zo heel veel
anders dan op de kaart van Hattinga. In
zicht in het hoe en waarom van de verhou
ding tussen verspreide bewoning en dotps-
vorming heb ik nog onvoldoende. Wat wel
opvalt is de relatie met het kreekruggen-
patroon: kerkdorpen voor het merendeel op
de grotere kreekruggen en op de kleine
ruggetjes alleenstaande boerderijen. Dit
doet vermoeden dat ik, door te wijzen op
het belang van de kerkstichting voor de
dorpsvorming, ik denk wel een belangrijk,
maar niet het enige aspect heb belicht. Wat
verder moet worden bekeken, is de moge
lijke betekenis van toename van de akker
bouw op de kreekruggen of van het natter
worden van de poelgronden tussen de rug
gen ten gevolge van moememg en inklin
king. Beide kunnen in de 12e en 13e eeuw
bewoningsconcentratie en dorpsvorming
mede hebben bevorderd.
En dan heel iets anders: tot hiertoe heb ik
het vooral gehad over de ontwikkeling van
het agrarische kerkdorp. Maar er is nog een
12