uiteraard niet zonder gevolgen blijven voor Zeeuwsch-Vlaanderen: pas wanneer de
meer noordelijk gebleven gebieden opnieuw volledig in Nederlandse handen waren,
kon van een herstel van de situatie van voor 1795 sprake zijn. De publieke opinie in
Zeeuwsch-Vlaanderen in de maanden tussen november 1813 en mei 1814 kan worden
gemeten aan de hand van de volgende vragen: sloot deze regio zich qua opstandig
gedrag aan bij het Noorden of bij het Zuiden? Was de concrete situatie hier beïnvloed
door de aanwezigheid van militairen? Hoe zat het met de populariteit van de Oranjes
in december 1813? Hoopte men op een heraansluiting bij het Noorden of was de
herinnering wat vervaagd? De grote vraag is echter of het tactisch mogelijk was dat
Zeeuwsch-Vlaanderen in opstand kwam zolang het Franse gezag op Walcheren intact
bleef.
Hoe het ook zij, van zodra het Noordnederlandse bestuur van Willem I over
Zeeuwsch-Vlaanderen opnieuw werd afgekondigd - in het begin van mei 1814 -
knoopte dit stukje Nederland weer aan bij de traditie van vóór 1795. Eventuele
verschillen in politiek gedrag met de rest van het Noorden werden in de latere histo
rische literatuur in elk geval niet in de verf gezet. Doordat met de onmiddellijke buur
uit het Zuiden in de daaropvolgende decennia niet steeds een vriendschappelijke
relatie bestond, kon de eigen politieke opstelling wat weggemoffeld worden en
behoorde het tot de 'bon ton' de Belgen te verwijten dat ze zich in de jaren tussen
1795 en 1814 eerder met de Fransen dan met de Noordelijke Nederlanders vereenzel
vigd hadden. Dit was ongetwijfeld ten dele juist, maar zowel deze vereenzelviging als
het gebruik ervan in de volgende twee eeuwen zijn diep geworteld in zowel de
Belgische als de Nederlandse geschiedenis.
Noten
1. F. Nagtglas. De laatste maanden der Fransche heerschappij in Walcheren (november 1813-tnei 181 dj
(Middelburg 1864) 14.
2. P.J. van Bortel. 'Zeeuwsch-Vlaanderen. westelijk deel. vóór en tijdens de Fransche overheersching'.
in: Archief. Vroegere en latere mededeehngen voornamelijk in betrekking tot Zeeland, uitgegeven door
het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen (Middelburg 1922) 11. 13.
3. Voor wat het algemene politieke kader betreft, kan worden verwezen naar R. Devleeshouwer. 'De
Zuidelijke Nederlanden tijdens het Franse bewind 1794-1814in: Algemene Geschiedenis der Neder
landen. XI (Weesp 1983) 187-207.
4. Zie over de Franse Tijd in Zeeuwsch-Vlaanderen ondermeer: A.M. Wessels. Zeeland in de
patriottentijd (Goes 1946) 216-225; J.J. Wesseling. De geschiedenis van Terneuzen (Groningen 1962);
J.J. Wesseling, De geschiedenis van Axel (Groningen 1966) 210-248; P.J. Brand, De geschiedenis van
Hulst (Hulst 1972) 374-392; T. vander Klooster, 'Hulst onder Franse heerschappij. Zegen of onheil?',
in: Jaarboek van de Oudheidkundige Kring 'De Vier Ambachten1984-1985, 150-177; H. Notteboom.
'Bestuurlijke organisatie in de Franse Tijd. 1794-1814', in: Over den Vier Ambachten (Kloosterzande
1993) 557-570 (met dank aan drs A.M.J. de Kraker).
5. Voor alle informatie in verband met de rol van Du Bosch en de administratieve integratie van
Zeeuwsch-Vlaanderen in het Scheldedepartement" L. Francois. 'Renier Du Bosch (Watervliet. 1765 -
Bassevelde. 1842)'. in: Appeltjes van het Meetjesland XXXVIII (1987) 111-160.
6. A.R.A. Brussel. Staatssecretarie voor België 1814-1816. b. 6799. Dotrcnge aan Van der Capellen.
9.9.1814.
7. W.D. De Bruine. Dagboek van Jacob Hendrik Schorer. 28 juli 1809 - 6 december 1810 (Middelburg
1963) 95.
8. I.. Frantjois, 'Elite en Gezag. Analyse van de Belgische elite in haar relatie tot de politieke
regimewisselingen, 1785-1835' (onuitgegeven doctoraatsverhandeling Gent, RUG 1987) I. 432-433.
9. PJ. van Bortel, op. cit.. 11-12.
DK FRANSF. TUD /.V ZEEUWSCH-VLAANDEREN
29