helaas alleen over een studie over één departement, namelijk Binnenlandse Zaken, en
dan alleen voor het tijdvak 1795-1806 en de tijd na 1813: de dissertaties van Boels en
Van IJsselmuiden.33 Over ambtenaren en openbaar bestuur op lokaal niveau bestaat
de dissertatie van Raadschelders, waarin het accent overigens ligt op de bureaucrati
sering tussen 1890 en 1930.54
In de studie van Boels komen nadrukkelijk de archiefvormers, de ambtenaren en
de bureaucratie aan de orde. In 1798 telden de zeven Haagse agentschappen 175
ambtenaren: de meesten bij Oorlog en Marine, verder 28 bij Buitenlandse betrek
kingen, 27 bij Inwendige politie, 23 bij Financiën, tien bij Opvoeding en negen bij
Justitie. Twee jaar later, in de zomer van 1800, werkten er twintig mensen meer
(overigens tegen vrijwel dezelfde personeelskosten). In 1805, onder raadpensionaris
Schimmelpenninck, was het aantal Haagse ambtenaren circa 350; het dubbele van dat
van 1798.'5 De secretarissen van staat (vergelijkbaar met de vroegere agenten) waren
de 'motor van de administratie'.36 Schama schrijft dat de 'growing appetite for data'
en de groeiende behoefte 'aan deskundigheid op het gebied van de vergaring en
bewerking daarvan' nieuwe kansen schiepen 'voor specialisten op het toenemend
aantal tereinen waarvoor de nationale regering de verantwoordelijkheid aan zich
trok'.37 Schama acht dus de toegenomen behoefte aan informatieverwerving een der
oorzaken voor de toename van de Haagse bureaucratie. Het zou interessant zijn na te
gaan hoe dat op gewestelijk en lokaal niveau was. Volgens Raadschelders leidden de
administratieve vernieuwing en de verschriftelijking tussen 1805 en 1813 op de
gemeentesecretarieën niet tot toename van het aantal functionarissen.3*
Op centraal niveau waren de jaren na 1805 'de hoogtijdagen van de bureaucratie',
aldus Schama: 'Memories, rapporten, dossiers, wetten en wetsontwerpen werden met
niet-aflatende regelmaat uitgespuwd door de bureaus op het Binnenhof en het
Plein'.39 Het aantal ambtenaren, onder koning Lodewijk Napoleon, verdrievoudigde
zich.4" Toch was er grote continuïteit in het ambtelijk apparaat, waardoor admini
stratieve vernieuwingen vaste voet konden krijgen.4' Ambtelijke continuïteit en
administratieve vernieuwing waren verenigd in een man als Steven Dassevael, griffier
en archivist, die in 1798 vanuit Zeeland naar Den Haag gehaald werd omdat hij, zoals
het werd berijmd:
'alles op zijn regte plaats wist te leggen,
en hij lei nooit iets onafgedaan uit zijn hand'.42
Het motto wat ik aan deze bijdrage gaf, komt uit het begin van de Bataafse tijd: door
eenheid tot orde en vastheid. Ik draai het nu om: met de administratieve vernieuwin
gen van mensen als Dassevael werd eenheid bereikt door orde en vastheid.
Noten
1. Aldus P.L. van de Kasteele op 23 mei 1796: L. de Gou, Het Plan van constitutie van 1796 ('s-
Gravenhage 1975) 62 [Rijks Geschiedkundige Publicatiën. Kleine serie 40].
2. J.R. Thorbecke. Historische schetsen ('s-Gravenhage 1860) 152. In stelling IV behorende bij mijn
proefschrift Oude zakelijke rechten vroeger, nu en in de toekomst (Leiden-Zwolle 1978) haalde ik deze
woorden aan, eraan toevoegende: "Aan deze aanbeveling van Thorbecke is tot nu toe ten onrechte
geen uitvoering gegeven".
3. Ketelaar, Oude zakelijke rechten. 45-46.
4. W.J. Formsma, F.C.J. Ketelaar. Gids voor de Nederlandse archieven (Weesp 19854) 33; J.A.M.Y. Bos-
Rops. M. Bruggeman, F.C.J. Ketelaar. Archiefwijzer. Handleiding voor het gebruik van archieven in
Nederland (Bussum 1994:) 14.
VERNIEUWING VAN DE OVERHEIDSADMINISTRATIE
45