beide worden nu voorgesteld als een verzameling van morele individuen, niet als
ordenende structuren. Godsdienst zowel als het vaderland berusten op individuele
deugd:
'wij moeten zorg dragen, dat geen verbastering van zeeden de bronnen van onze
welvaart stoppe, en onzer landgenoten kracht en moed verbreke; vooral, dat door
verlating van den waren Godsdienst, de trouw en eer niet vergeten worden, en het
Vaderlandsch hart in dat van eenen vreemdeling veraarde'.
Hinlopen formuleert in zijn biddagspreken uit de jaren 1770 een beeld van de
verhouding van godsdienst en maatschappij waarin het vaderland een morele gemeen
schap is. Binnen het vaderland kan de individuele burger zijn zelf vinden, omdat die
gemeenschap hem leert en in staat stelt zich als een moreel subject te constitueren
door op haar betrekking te nemen. Die voorstelling werd in de jaren 1780 door predi
kanten van de publieke kerk aigemeen gedeeld.34 Godsdienst vindt haar eigenlijke
plaats in deze vorming van op de nationale gemeenschap betrokken morele subjecten.
Binnen een dergelijke verbeelding van nationale gemeenschap is het niet langer
eenvoudig de publieke kerk voor te stellen als de enige legitieme belichaming van de
godsdienstige orde. Hinlopen spreekt in zijn voorwoord de dissenters toe en spreekt
de verwachting uit dat zij uit zijn werk zullen opmaken dat men zich ook in de
gereformeerde kerk om de moraal bekommert.35 Impliciet wordt zo de andere reli
gieuze groepen het recht toegekend, te oordelen over de bijdrage van de publieke
kerk aan de morele vorming van het vaderland.
In het laatste kwart van de achttiende eeuw bestaat er in Nederland nog maar één
voorstelling van de manier waarop godsdienst aanwezig is in de samenleving. Dat is
in het innerlijk van de burgers van het vaderland. Die burgers zijn potentieel gelijk,
omdat ze allemaal op gelijke wijze hun morele zelf moeten vormen door hun gedrag
op het vaderland te betrekken. Hun betrokkenheid is het resultaat van vorming en
onderwijs. Onderwijs is de eigenlijke manier waarop het vaderland met zijn burgers
omgaat. In dit onderwijs spelen de kerken een cruciale rol, omdat voor burgerdeugd
vroomheid onmisbaar is. Het christelijk karakter van de patriotse revolutie en de
Bataafse Republiek was niet het gevolg van een wezen van het protestantisme. De
voorstelling van het vaderland als een morele gemeenschap van vrome burgers was
werkelijk nieuw. Ze week af van de verschillende manieren waarop tot ver in de
tweede helft van de achttiende eeuw de predikanten van de publieke kerk, de remon
stranten en de doopsgezinden de verhouding van godsdienst en politiek verbeelden.
De morele en christelijke vorm die het moderne nationalisme in Nederland aannam
was het resultaat van specifieke praktijken en voorstellingen. Overheidsbeleid in zake
de stabilisatie van de religieuze verdeeldheid van de Republiek, het doordringen van
in een zeer wijde zin van het woord genomen piëtistische voorstellingen binnen de
publieke kerk, de opkomst van het spectatoriale ideaal van de beschaafde, op de ge
mene zaak betrokken burger en de indirekte gevolgen van de massale deelname aan
het ritueel van de achttiende-eeuwse bededag werkten samen om de nieuwe voorstel
ling geloofwaardig te maken.
De algemene aanvaarding van de nieuwe voorstelling van de verhouding tussen
godsdienst, politiek en maatschappij wil ik benadrukken. Het recente onderzoek naar
de politieke stellingname van de predikanten in de patriottentijd en tijdens de
Bataafse Republiek heeft zich voornamelijk gericht op het nuanceren van de voor-
56
ZEELAND IN DE BATAAFS-FR.4NSE TIJD 1795-1814