Het was niet de bedoeling van de Zeeuwse leiders geweest om een exclusief
Zeeuws dorp te stichten. De dominee had het dorp de naam Brothertown willen geven
omdat hij het juist zo bijzonder vond dat zo veel verschillende groepen uit verschil
lende provincies vreedzaam bij elkaar woonden. Een Nederlandse immigrant uit
Grand Rapids adviseerde hem echter om de naam Zeeland te gebruiken, wat zeker
voor de herkenbaarheid een gelukkige keus was.17
Ontwikkeling en groei
Het dorpscentrum van Zeeland trok vanaf het begin ondernemende mensen aan.
Cornelis de Jonge begon een smederij, Huibert Keppel vervoerde hout naar Holland
en met een schip naar Chicago en andere steden. Cornelis Hieftje had een klein win
keltje, dat weliswaar spoedig moest sluiten, maar snel daarna werd overgenomen
door Hendrik de Kruif. Hubreght Wiskerke, bijgenaamd ouwe Hubreght, was koster,
lijkbezorger en klusjesman. Jan van Eenenaam begon in 1849 een hotel, het eerste in
de kolonie. Aart Doorheim maakte houten dakpannen.
Het Zeeuwse dialect werd volop gesproken en soms bleef men de oude dracht dra
gen, zoals vrouw Meeuwsen met haar Goese kap. Timmermannen hadden een goed
bestaan in de jonge groeiende nederzetting, maar het gezin van J. van de Boogaart, de
kleermaker, was zo armoedig dat het Zeeland moest verlaten. Heel veel inwoners
waren familie van elkaar. De Den Herders, de Naaijes, de Keppels, de Ossewaardes,
de Smalleganges, de Leenhouts en Van de Luijsters, de Wiskerkes en de Steketees
trouwden onderling. Hun onderlinge ruzies en meningsverschillen werden door de
kerkenraad behandeld en vaak opgelost.18
Opmerkelijk was dat de kolonie ook vrij spoedig een 'Society for the Promotion
of Industry in All its Branches' oprichtte in februari 1851, een combinatie van de
Maatschappij tot het Nut van het Algemeen en de Commissie van Landbouw, die zich
tot doel stelde de gemeenschapsbanden te versterken, nieuwe nijverheid te stimule
ren, competities voor verbeteringen van het boerenbedrijf en techniek te organiseren
en kennis te verspreiden door middel van jaarmarkten. De Zeeuwse commissie
bestond o.a. uit Van der Meulen en Van de Luijster, maar weinig zichtbare activitei
ten volgden op dit initiatief."
De stabiele omstandigheden in Zeeland en het goede land (behalve een moerassig
gedeelte dat dwars door de township sneed), trok een gestage stroom nieuwkomers
aan. Elke maand werden nieuwe leden ingelijfd in de kerk, nadat ze een keurend ken
nismakingsbezoek hadden ontvangen van ouderlingen. Zo veel kinderen werden
geboren dat Van der Meulen besloot eens per maand een doopdienst te houden. Het
dorp heeft zich vanaf het begin beijverd om armen uit Nederland over te laten komen.
Toen de classis besloot twee keer per jaar geld in te zamelen om armlastige
Nederlandse gezinnen die wilden emigreren over te laten komen, deden de Zeeuwen
er volop aan mee. Ze waren zo gemotiveerd dat ze zelfs aparte gemeenteavonden
belegden om geld bijeen te brengen. Hun bijdrage aan het fonds was onverminderd
hoog. Deze vrijgevigheid was een gevolg van de financiële steun die velen van hen
hadden ondervonden, o.a. van Jannes van de Luijster.20
Het dorp moest echter ook onvermijdelijke tegenslagen te boven komen. De eer
ste winter was streng, maar met noodaankopen in Grand Rapids door Van der Meulen
en Van de Luijster, was die door te komen. In de tweede winter waren er geen voor
raden uit het oude land meer, terwijl het pas ontgonnen land nog geen oogst oplever-
40
ZEEUWSE EMIGRATIE NAAR AMERIKA 1840-1920