het bevolkingsregister. De staten werden opgestuurd naar het Provinciaal Bestuur. Provincieambtenaren stelden op basis daarvan een totaallijst samen die naar de minister werd gestuurd. In Zeeland werd in 1847 ook nog een lijst gereconstrueerd van iedereen die daarvoor reeds geëmigreerd was. De oudste gegevens hierin dateren van 1839. Tot na 1919 werden de staten van landverhuizers door de gemeenten opge maakt. Met ingang van 1901 verviel voor de provincie de verplichting een verzamel- staat op te maken en stuurde zij de gemeentelijke lijsten meteen naar het Centraal Bureau voor Statistiek (CBS) in Den Haag. Vanaf 1919 mochten de gemeenten de staten rechtstreeks naar Den Haag zenden. Om in de staten van landverhuizers opgenomen te worden moest van iemand dui delijk vaststaan dat hij als emigrant vertrokken was. Omdat de staten samengesteld werden op basis van de bevolkingsregisters was de nauwkeurigheid van de gegevens hierin essentieel. Was het vertrek van een emigrant niet in het bevolkingsregister aan getekend of niet als zodanig beschreven ('vertrokken', 'bestemming onbekend'), dan werd de persoon niet in de staat opgenomen. Als de gemeente er later achterkwam dat het vertrek toch een emigratie betrof, dan moest de ambtenaar deze emigrant alsnog op de eerstvolgende staat van landverhuizers opnemen. Aangezien een emigratie, bedoeld of onbedoeld, vaak niet of onjuist werd aangegeven, bestaan er dus veel ongeregistreerde of 'clandestiene' emigranten. De meest betrouwbare schatting gaat uit van het vertrek van twee geregistreerde emigranten op één ongeregistreerde.2 De nauwkeurigheid van de bevolkingsregisters, en dus de volledigheid van de staten van landverhuizers, was sterk afhankelijk van de sociale controle binnen de gemeente. Hoe groter de gemeente, des te meer mensen vertrokken zonder aangifte te doen en des te minder de kans dat de gemeente 'ambtshalve' achterhaalde dat het vertrek van iemand een emigratie betrof. In Zeeland bestonden echter veel kleine gemeenten met relatief weinig inwoners, zodat aangenomen mag worden dat het aantal ongeregi streerde emigranten hier relatief laag was. Een minpunt voor de bruikbaarheid van de staten van landverhuizers ten opzich te van de bevolkingsregisters is dat in de staten alleen gezinshoofden en alleenstaan den vermeld werden. Van gezinnen die vertrokken is dus alleen de naam van het gezinshoofd vermeld, met opgave van het aantal personen waarmee hij of zij vertrok. Alleen van de gezinshoofden of alleenstaanden worden nadere gegevens vermeld als beroep, leeftijd, godsdienst, 'klasse van gegoedheid', vermoedelijke reden van vertrek en plaats van bestemming. Bij de volgende pagina's: Fragment uit de Zeeuwse staat van landverhuizers over 1847 met enkele personen die onder leiding van Jannes van de Luijster en Cornelis van der Meulen naar Amerika vertrokken. Jannes van de Luijster zelf wordt als eer ste onder Borssele genoemd. Als 'vermoedelijke redenen van vertrek' wordt voor deze groep opgegeven: 'godsdienstijver, daaruit voortvloeyende zucht tot verande ring en daarstelling van eene op zichzelve staande gemeente, tevens gepaard met groote verwachting op rijkdom of verbetering van bestaan' (Rijksarchief in Zeeland, archief Provinciaal Bestuur van Zeeland 1813-1850, inv.nr. 944, agendanr. A1023 [kopie in verzameling Genealogische Afschriften nr. 810]). ONDERZOEK NAAR ZEEUWSE EMIGRANTEN 59

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1997 | | pagina 61