IT» Aflevering 182 winter 2013
Een veldbrandoven aan de Derringmoerweg,
Amemuiden
Bram Silkens
Tijdens het saneren en bouwrijp maken van enkele percelen aan
de Derringmoerweg te Arnemuiden zijn resten gevonden van twee
veldbrandovens. Deze zijn gebruikt voor het lokaal vervaardigen van
baksteen. De Arnemuidse ovens liggen op de rand van een brede kreekrug
naast een groot gebied met kleirijke poelgronden, ongeveer 1 km buiten de
stadskern. De afgelegen locatie is kenmerkend voor dit soort industrie. De
grote rookontwikkeling die met het productieproces gepaard ging en de open
vuren zorgden immers voor behoorlijke overlast en brandgevaar voor de
omgeving. De plek is welbewust gekozen. De hoger gelegen kreekrug waarop
de ovens lagen zorgde in dit natte gebied voor een beetje droge voeten en
de kleirijke ondergrond in het poelgebied voor een continue aanlevering van
grondstoffen. Onderzoek door de Walcherse Archeologische Dienst (WAD)
uitgevoerd ten noorden van de locatie wees uit dat dit gebied al in de 12'1'--13d"
eeuw bewoond was (Silkens 2009).
Onderzoek van de
veldbrandovens aan
de Derringmoerweg
(foto WAD).
Op de baksteennijverheid en
baksteenbakkers werd in het
algemeen lange tijd neergekeken.
De ongeschoolde werkkrachten
die massaal tegen lage lonen
ingezet werden om de zware
arbeid bij de ovens te verrichten
en de armoede die ermee gepaard
ging vormden een doorn in het
oog van vele stadsbesturen.
Het productieproces in de
veldovens was erop gericht met
eenvoudige middelen en minimale
verplaatsingen een maximale
productie te bereiken. Het winnen
van de grondstof moest bij
voorkeur in de directe omgeving
van de baklocatie kunnen
plaatsvinden. Voorwaarde was wel dat deze plek ver genoeg van eventuele
bewoning verwijderd was om overlast door rook en vuur te vermijden.
De klei werd eerst uitgegraven, op een hoop gegooid en stond vervolgens
een winter lang 'in de rot' om plantaardige organismen te laten afsterven.
In april begon het vormseizoen en werd de klei in lagen vermengd met
water en met blote voeten tot verwerkbare klei gestampt. Dit zogenaamde
'walken' was bijzonder zwaar werk. Vanaf de 17de eeuw werden ook
kleimolens gebruikt voor het voorbereiden van de klei.
Vervolgens kon de klei tot baksteen gevormd worden door de steenvormer.
Deze was één van de weinigen die over enige vorm van opleiding beschikte
en één van de belangrijkste mannen op de site. Met de hulp van een
vormtafel, enkele steenvormen, water en zand vormde hij de bakstenen.
Kinderen zorgden doorgaans voor de aanvoer van de grondstof en de