vijfde vlieger, Pilot Officer Charles George
Broome, verloor het leven. De vier overle
venden werden gevangen genomen en over
gebracht naar het vliegveld waar ze aller
hartelijkst werden ontvangen door de twee
Duitse piloten die het Britse vliegtuig had
den neergeschoten.5 Na een kort verblijf op
de 'Flugplatz' werden ze afgevoerd om de
rest van de oorlog door te brengen in een
gevangenkamp
Jagdgeschwader 52
Dat het relatieve rustige leven voor de
Duitse vliegers aan de Nederlandse kust
niet zonder gevaar was, bleek wel op 11
december 1940 toen Feldwebel Erich
Brümmerstedt door motorstoring een nood
landing op zee moest maken. Deze mislukte
en Brümmerstedt verdween met zijn vlieg
tuig ter hoogte van Oostkapelle in de
Noordzee. Een week later werd hij begraven
in Vlissingen.
Het nieuwe jaar 1941 bracht medio februari
versterking voor de reeds op het vliegveld
vertoevende Messerschmitt's, toen ook de
Gruppenstab van de I./JG 52 evenals de
3./JG 52 zich op de Walcherse basis nestel
den. Op 15 februari waren deze eenheden
betrokken bij een tweetal luchtgevechten,
waarbij de RAF wederom het onderspit
moest delven. Even na tien uur die morgen
kwamen de Me-109's voor de eerste keer in
actie toen een Bristol Blenheim van het 114e
Squadron op Walcheren aankoerste. Ober-
leutnant Karl-Heinz Leesmann schoot het
toestel in brand. Om 10.36 uur sloeg de bom
menwerper bij de eendenkooi 'Oranjezon' in
de buurt van Oostkapelle tegen de grond. De
radiotelegrafist Sergeant Walsh leefde nog
toen hij door de snel ter plaatse zijnde
Duitse soldaten uit het wrak werd gehaald.
Zwaar gewond werd hij naar het Bethesda
ziekenhuis in Vlissingen vervoerd waar hij
nog diezelfde avond overleed. Ook de twee
andere bemanningsleden vonden de dood.
Kort daarna drongen opnieuw drie vliegtui
gen voorzien van de Britse 'roundel' het
Walcherse luchtruim binnen. Dit maal
betrof het drie Hawker Hurricanes van het
615e Squadron die bezig waren met een
zogenaamde 'Rhubarb', een vlucht op zeer
lage hoogte waarbij alle militaire doelen die
hun weg kruisten werden aangevallen. Dit
waren uiterst riskante ondernemingen die
absoluut niet geliefd waren bij de Ge
allieerde vliegers. Ook deze keer ging het
mis. De Hurricanes werden onderschept en
twee toestellen keerden niet terug naar
Engeland. Sergeant Fotheringham maakte
een geslaagde noodlanding ten noorden van
Middelburg, terwijl de tweede piloot, 'Battle
of Britain' veteraan Sergeant D.G.A.
Stewart met zijn vliegtuig boven de
Noordzee werd afgeschoten. Hij vond daar
bij de dood.
Het laatste slachtoffer van de tot eind april
1941 op Vlissingen vertoevende vliegtuigen
van Jagdgeschwader 52 was opnieuw een
Bristol Blenheim. Op 14 april 1941 kreeg dit
toestel, behorend tot No. 1 P.R.U., een foto-
verkenningseenheid, de opdracht om plaat
jes te schieten van Vlissingen. Na de
Noordzee te zijn overgestoken kruiste de
Brit de Zeeuwse kust bij Dishoek en vloog
vervolgens onder zware afweer over Vlis
singen. Duikend naar lage hoogte trachtte
het vliegtuig te ontkomen. De van het vlieg
veld opgestegen Messerschmitt's onder
schepten de veel tragere Blenheim bij Bres-
kens waar het ook haar einde vond. De over
winning werd toegekend aan Oberleutnant
Helmut Bennemann, de bemanning verloor
het leven.6
Nederlanders in actie boven Vlissingen
De vele bombartementen op doelen in
Vlissingen tijdens de eerste oorlogsmaan
den kregen ook in 1941 een vervolg. Veelal
bleef de schade hierbij overigens beperkt.
Pas in de latere oorlogsjaren vonden er
enkele zware bombardementen plaats, die
in geen vergelijking stonden met de, overi
gens dappere, hit and run aanvallen van de
eerste oorlogsperiode. Een hoogst interes
sante aanval op het vliegveld vond plaats op
28 april 1941. Enkele Spitfires van het 611e
Squadron kregen deze dag de opdracht voor
het uitvoeren van een zogenaamde Cirrus
operatie naar de Zeeuwse eilanden. Bij dit
Squadron waren drie Nederlandse KNIL
vliegers ingedeeld; J.B.H. Bruinier, T.F.A.
Buys en A.E. Pennings. Zij waren in het
vroege voorjaar van 1941 vanuit Indië naar
Engeland gestuurd om als jachtvlieger erva
ring op te doen in de moderne oorlogsvoe
ring. Zodoende dienden zij als de eerste
Nederlandse jachtvliegers in RAF Fighter
Command. De heer Bruinier kon zich in
deze missie in 1996 nog zeer helder voor de
geest halen:
18
Den Spiegel, oktober 1997