VOOR DE JEUGD
M
s
tof? Eli
er
in te-
stijg
zijn
ken
best
vlak
ven
angt
de 1
daai
schi
ever
N
won
die
brei
zont
te k
teng
is tc
E
chel
zijn
ook
wil
ven
moe
tege
N
147:
stac
gel*
arm
OP
reei
leg
oud
hou
T
ling
schi
rije:
mot
dat
mat
met
plei
late
kon
voo
ci, i
schi
zijn
E
lect
bee
ken
kw;
van
Lor
wor
te 1
zo,
Roi
in
met
gesi
hou
kru
Den volgenden dag werd de huwelijks
plechtigheid gevierd. Er was een groote
pracht en praal en Aladdin voerde de
prinses naar het kostbare paleis, dat de
geest in één nacht tijds gebouwd had.
Verscheidene jaren later besloot de
tooyenaar, die naar Afrika was terugge
keerd nadat hij Aladdin in het hol had
opgesloten, om eens te gaan zien of Alad
din in het hol was omgekomen. Hij begaf
zich naar de hoofdstad van Dhina en
spoedig nadat hij daar was aangekomen,
hoorde hij hoe rijk en gelukkig de knaap
geworden was. Woedend wachtte hij zijn
tijd af, tot Aladdin op zekeren dag zijn
paleis verliet om te gaan jagen. Toen
ging hij met twaalf nieuwe lampen, die
hij opzettelijk hiervoor gekocht had, voor
het paleis heen en weer loopen en riep
gaf zijn telkens:
UIT DE DUIZEND-EN-ÉÉN-NACHT.
Het verhaal van Aladdin en zijn
wonderlamp.
(Slot).
K laddin stelde daarop voor, de lamp te
/■y verkoopen, waarin zijn moeder hem
gelijk gaf. Maar eerst wilde zij ze
schoonmaken. Nauwelijks echter was zij
begonnen haar op te wrijven, of er ver
scheen een andere afschuwelijke geest, die
brulde:
„Wat wil je hebben? Ik ben bereid je
als slaaf te dienen en als de slaaf van
allen, die de lamp in hun hand hebben."
Aladdins moeder schrok zoo van deze
verschijning, dat zij bezwijmde, maar
Aladdin greep de lamp en sprak moedig:
„Ik heb honger; breng wat te eten."
De geest verdween en keerde spoedig
terug met een groot, zilveren blad, waar
op twaalf gekleurde zilveren schaaltjes
stonden, gevuld met heerlijke spijzen,
twee flesschen wijn en twee zilveren be
kers. En in hun nederig hutje zaten de
moeder en haar zoon aan een maaltijd,
die wel voor een koning had kunnen zijn.
Niettegenstaande hij een onuitputte-
lijke bron van rijkdom en weelde bezat
aan de lamp, en niettegenstaande hij de
waarde was gaan beseffen van de „stuk
jes glas", die hij mee naar huis had ge
nomen, zetten Aladdin en zijn moeder op
de gewone wijze hun eenvoudige leven
voort. Op zekeren dag echter, toen Alad
din door de stad wandelde, zag hij toe
vallig de mooie prinses Boeddir al Boed-
doer, de dochter van den sultan. Onder
den indruk van haar schoonheid en lief
talligheid, begon hij haar zeer te bemin
nen en nam hij zich voor, haar ondanks
zijn nederige positie, voor zich te winnen.
Hij haastte zich naar huis en
moeder opdracht al de juweelen die hij
bezat naar den sultan te brengen en ze
hem ten geschenke te geven en hem in
ruil daarvoor om de hand van zijn doch
ter voor haar zoon te vragen, De sultan
die verbaasd was over de schoonheid van
de edelsteenen, antwoordde zonder te aar
zelen aan de moeder van Aladdin:
„Ga terug naar uw zoon en vertel hem,
dat ik met open armen op hem wacht om
hem te omhelzen; hoe meer hij zich wil
haasten om de prinses uit mijn handen
als zijn vrouw te ontvangen, hoe grooter
genoegen hij mij zal doen.”
Aladdin, die verrukt was door het suc
ces dat zijn moeder bij den sultan had
gehad, riep den geest van
„Geest, bouw mij een
jaspis, agaat, lapis lazuli
marmer. Maak de
goud en de steenen
zijnen en posten der
van
Maak
aan en
bovenal
„Nieuwe lampen voor oude! Wie wil
oude lampen voor nieuwe ruilen?"
De prinses, die hem hoorde roepen,
zond een van haar slavinnen om een oude
lamp te halen, die zij in de kamer van
'haar gemaal had gezien en beval haar, die
bij den zonderlingen man voor een nieuwe
te gaan inruilen. Weinig vermoedde zij,
dat deze lamp als het ware de bron was
van haar rijkdom en weelde. De toove-
naar greep de lamp gretig beet, beval den
geest het paleis met allen, die erin waren,
naar Afrika over te brengen.
Natuurlijk was Aladdin ten zeerste ont-
steld, toen hij bij zijn terugkeer van de
jacht tot de ontdekking kwam, dat het
gansche paleis als door een stormvlaag
was verdwenen. De sultan, die zeer boos
was over het verlies van zijn dochter, be
val eerst dat men Aladdin ter dood zou
brengen, maar ten slotte stond hij toe, dat
men hem veertig dagen zou geven om
haar te zoeken. In zijn toorn vergat Alad
din den tooverring, dien hij nog steeds
aan zijn vinger droeg, tot hij er toevallig
met zijn andere hand langs wreef, waar
door opeens de slaaf van den ring ver
scheen.
„Breng mijn paleis weer naar de plek,
waar het gestaan heeft," beval Aladdin.
„Dat kan alleen de geest van de lamp
doen," antwoordde de geest.
„Dan beveel ik jou, bij de macht van
dezen ring, mij naar de plaats te bren
gen, waar het nu staat.”
Opeens bevond Aladdin zich nu
genwoordigheid van prinses Boeddir al
Boeddoer, die hem alles vertelde, wat er
was gebeurd. Toen Aladdin ook nog ver
nam, dat de booze toovenaar de lamp
steeds aan zijn gordel droeg, maakte hij
het plan om ze weer in zijn bezit te krij
gen. Hij liet de prinses een uitnoodiging
zenden aan den toovenaar om hem te vra
gen, of hij des avonds met haar wilde
komen eten. Vervolgens kocht hij een
poeder dat onmiddellijk den dood veroor
zaakte zoodra men het gebruikte, en gaf
dit aan de prinses om het in den wijn
van haar gast te mengen.
Aladdin verborg zich gedurende den
maaltijd onder de tafel en zoodra de too
venaar verdoofd door het gebruik van
den vergiftigden wijn op den grond viel,
sprong hij op en greep de lamp uit den
gordel van den Afrikaan.
„Geest!" riep hij, „ik beveel je dit pa
leis en allen die er in zijn onmiddellijk te
brengen naar de plaats, van waar je het
hierheen hebt gebracht."
Onmiddellijk werd het paleis met zijn
bewoners weer teruggebracht naar Dhina.
Daar verdreef vreugde en blijdschap de
treurige stemming, die aan het hof
heerschte en terwijl de gelukkige sultan
zijn dochter omhelsde, verzocht hij Alad
din hem te willen vergeven, dat hij hem
had willen dooden.
Een paar jaar later stierf de sultan op
hoogen leeftijd en daar hij geen zoons
had, volgde prinses Boeddir al Boeddoer
hem op, en samen met prins Aladdin re
geerde zij nog vele jaren en hun geluk
werd niet meer verstoord.
de lamp en zei:
paleis van porfier,
en het fijnste
muren van massief
van zilver en de ko-
ramen en deuren
diamanten, robijnen en smaragden,
er een binnen- en een buitenplaats
schitterende tuinen. Maar maak
een veilige bewaarplaats en vul
die met goud en zilver. Zorg, dat er ook
keukens en provisiekamers zijn en stal
len vol met de prachtigste paarden met
hun verzorgers en stalknechts, met jacht
honden, en slaven. Maak ook, dat ik een
keurige hofhouding krijg, die tevens de
prinses uitstekend zal bedienen."
„NIEUWE LAMPEN VOOR OUDE! WIE WIL
EEN NIEUWE LAMP VOOR EEN OUDE
RUILEN?" RIEP DE TOOVENAAR.
IL