HERVONDEN GELUK.
t
ft
DE
v»' -7
3
was
op tafel.
DE T
keek hem
EEN
DE C
PANORAMA VAN EEN GEDEELTE VAN APELDOORN.
HET
ons
ons toch zeker nog wel eens
'V
even hun werk,
pelde de oude i
heid bewonderde. Maar Willem zei niets. Hij
sloeg haar alleen maar gade met hongerige
oogen en legde in stilte zijn hart aan
voeten. Willy bemerkte den verlangenden
In het kleine, armoedige dakkamertje ver-
I richtten zij hun arbeid: Willy, het
meisje, de oude Daalders en Willem,
de jongeman, wiens gelaat door een groot
litteeken was ontsierd. Misschien was hij
vroeger niet onknap geweest. Wie zal het
zeggen? De moeilijke tijden echter, die hij
had doorgemaakt, en het litteeken, dat hij uit
de wond had behouden, die hij opliep, toen
hij een vechtende man en vrouw wilde schei
den, hadden zijn gezicht een bijna afstooten-
de uitdrukking gegeven.
Met hun drieën maakten ze allerhande
bloemen: crocusjes, zooals men ze, wanneer
de lente nadert, in de stadsparken en buiten
op de velden ziet; rozen, van rood en geel
fluweel, en margarieten met groote, gele har
ten. Het wisselen der seizoenen bracht geen
onderbreking of afwisseling in hun werk, en
iederen Zaterdagavond nam Daalders de
groote doos, waarin hij de in de afgeloopen
week gemaakte bloemen gedaan had, onder
zijn arm en bracht ze naar het groote mode
magazijn, dat ze gebruikte als garneering voor
de hoeden.
„We hebben ons kostje al weer verdiend,"
zijn stereotiepe tevreden opmerking,
wanneer hij met de doos onder zijn arm het
kamertje verliet.
Daalders was er het langst geweest; hij was
het ook, die het kamertje huurde. Nadat hij
een paar jaar alleen had gewerkt, was Wil
lem bij hem gekomen. Zij hadden hun ver
diensten eerlijk gedeeld en de onkosten teza
men gedragen. Later had Willy zich bij hen
gevoegd. Ze had geen vader en moeder meer,
en Daalders had haar van de straat opgenjo-
men toen ze bijna stierf van
was toen een jaar of zestien geweest. Met bewonderend
haar opgeruimd, vi
een
mertje gebracht. Af
was I
haar stoel achteruit, sprong overeind en 1
te dansen, met haar vingers castagnetten
„Ja. Ontzettend veel," antwoordde de
jongeman.
„Waarom trouw je dan niet met haar?"
„Ze wil me natuurlijk niet hebben!"
„Onzin," zei de oude man. Hij boog zich
weer over zijn werk en zei toen: „Ik begin
oud te worden, Willem. Het zal niet lang
meer duren voor ik in een wereld ben, waar
alle bloemen echt zijn en eeuwig duren. Dan
zal je hier alleen achterblijven, Willem, en
wat ligt er dus meer voor de hand, dan dat
je met Willy trouwt?”
„Ze wil me immers toch niet hebben," ant
woordde de aangesprokene stug, met zijn
wijsvinger demonstratief het litteeken op zijn
wang volgend.
„Een geschonden gezicht is beter dan een
geschonden hart!"
„Dat is wel zoo, maar zoo praten de vrou
wen niet!"
Op dit oogenblik kwam Willy het kamertje
binnen dansen, Willy met haar stralend ge
zichtje en haar schitterende oogen. Haar rok
ken zwierden om haar lenige, slanke beenen.
Opeens bleef ze voor de beide mannen stil
staan.
„Raden jullie eens!” riep ze uit, van den
een naar den' ander kijkend. „Raden jullie
eens!"
„Kalm een beetje," zei de oude Daalders.
„Is dat nu een manier om hier binnen te ko
men? Kijk maar eens wat je allemaal op den
grond hebt gegooid! Twee mooie, fluweelen
rozen."
Willy raapte ze op en legde ze
Toen vertelde ze: „Mijnheer Bertz, de
directeur van „Palladium", heeft me zien
dansen. Hij heeft me geld aangeboden, als ik
verder wilde leeren en als ik later voor hem
wilde dansen! Eindelijk zal ik nu mijn doel
bereiken!"
Ze greep een armvol bloemen van de tafel
en wierp die overmoedig om haar heen.
„Daar heb ik nu mee afgedaan.... ik be
hoef nu mijn oogen niet meer blind te staren
en geen pijn in mijn rug meer te verduren...
Dat is gelukkig voorbij! Denk jullie je eens
in: ik krijg nu al vijf en twintig gulden per
week! En later, als ik voor het publiek ga
dansen, krijg ik honderd gulden en nog wel
meer.... Dat is een fortuin, niet? Denken
jullie je eens in!"
Het was toevallig Zaterdagmiddag en ze
bleven er heel lang over praten. De oude
Daalders vond het niet prettig, dat hij zijn
handig helpstertje moest missen, die boven
dien heel wat gezelligheid en vroolijkheid in
hun dakkamertje had gebracht.
„Maar je zult ons toch niet vergeten,
Willy? Je komt
opzoeken later?"
„Natuurlijk!" zei ze spontaan, en opstaand,
kuste ze hem op zijn voorhoofd.
„Maar het is nu al te laat, en u moet de
bloemen nog wegbrengen. Vooruit! Waar den-
ken we eigenlijk nu al aan?" Ill
Ze hielp de bloemen in de groote doos leg-
gen, gaf den ouden man zijn hoed en hielp M
hem de donkere trap af. En toen weer terug-
keerend in het kamertje, ging ze voor Willem
staan en hem lang en doordringend aanziend,
zei ze:
„Jij schijnt het niet erg leuk te vinden, is
het wel, Willem?”
Hij keek haar treurig aan en antwoordde
met een mat glimlachje:
„Ik ben heusch erg blij voor jou, Willy,
werkelijk waar.... Maar alleen eh.... ik
heb me je toekomst altijd anders voorge
steld.
„Dacht je soms, dat ik mijn heele leven
lang bloemen zou blijven maken?'1
„Zou je dat zoo naar vinden.... bij mij?'
Het meisje antwoordde niet en hij ging ver
der: „Willy, ik heb altijd zoo veel van je ge
houden, ik heb altijd zoo ontzettend naar je
verlangd! Er is nooit een andere vrouw in
mijn leven geweest, en er zal er ook nóóit
blik in zijn oogen wel, want ofschoon zij pas
negentien jaar was, was ze toch een echte
vrouw.
„0, dansen, heerlijk!" riep ze dikwijls, als
ze uitgeput weer op haar stoel terugviel. „Ik
word nog eens een beroemde danseres. Ik
vóél het
„Ja-ja," zei de oude Daalders dan glim
lachend, „maar ik zou eerst nog maar eens
wat bloemen maken...."
Met een zucht begon Willy dan weer aan
haar eentonigen arbeid, waarbij ze haar voe
ten nauwelijks kon stilhouden.
Op zekeren dag hoorde Willem beneden
in de straat rumoer van veel kinderen. In de
verte klonk een draaiorgel. Hij legde weer
een oogenblik zijn werk neer, in de heimé-
lijke hoop, dat hij Willy wel tusschen de kin
deren ontdekken zou. Ver voorover leunend
uit het kleine raampje bemerkte hij alras, hoe
zij op de muziek van het orgel voor de klei
nen danste. Licht en gracieus zweefde zij in
den cirkel, dien de kinderen om haar heen
vormden. Als een vlinder van bloem naar
bloem fladderde zij rond, terwijl haar voetjes
nauwelijks den grond raakten. Heur haren
waren losgeraakt en wapperden om haar ge
zicht. Zooals ze zich daar luchtig en vluchtig
voortbewoog leek zij wel het symbool van
jeugd en extase.
Zijn, werk vergetend, sloeg Willem haar in
vervoering gade. Zijn hart klopte zoo onstui
mig, als het nog nooit gedaan had, en nimmer
nog had hij zóó duidelijk gevoeld, dat hij van
haar hield. Veel, oneindig veel!
Toen zag hij opeens een vreemden heer
midden tusschen de kinderen staan. Hij zag
de honger.. Ze heel duidelijk, hoe deze Willy aandachtig en
2 gadesloeg. Zijn voorhoofd
roolijk karakter had zij fronste zich, want hij zag, dat de vreemde-
geheel andere sfeer in het kleine ka- ling een duren pels droeg en een groote sigaar
f en toe, als ze het moe. rookte. Willem had’het niet op heeren in
bloemen te maken, duwde zij ongeduldig kostbare pelzen, die dure sigaren rooken; in
- -begon de goedkoope romans, die hij had gelezen,
i na- vervulden zij gewoonlijk tegenover jonge
bootsend. De beide mannen staakten dan ook meisjes geen mooie rol.
„Goed zoo, kleintje,” mom- Met een gesmoorden vloek van onberede-
man vaak, als hij haar lenig- neerde jaloezie en nijd haalde hij zijn hoofd
naar binnen en sloot het raampje.
De oude Daalders hoorde het en
haar onderzoekend aan.
„Hou je van Willy?" vroeg hij.
Sr