I V
-
dat nu opeens
ir-
ar
lts
iet
de
de
leeh
zal
ning
be-
:aan,
I om
I be
lt ik
rden
nam:
>pig«
enen
paai
den
oijn
En
om
iaat
/ar-
pen
Hen
xst
niet
zou
:oel,
leef
aan
Zeel
str
ijkt
den
pjes
•ven
dien
uvel
uw-
ouv
ilsol
t zii
em
em
leis
en.
lel
len
ten
ch-
on-
3ch
de
en
STADSGEZICHT TE ROTHENBURG AN DFR TAUBER
(Duitschland). De Klingentor met toegang tot den ouden
stadsmuur.
vrouw hem in zijn wiegje
en keek mij
en
al
tl"
h-
let
en
g«
tar
ijn
zat
lar
tik
en.
30
>ok
lilt
groote krassen verschenen. Krassen op de pas
geschilderde deur! Wat zou mijn vrouw daar
nu weer van te zeggen hebben!
Een dwaze gedachte welde in mij op: kon ik
maar vluchten, weg uit dit oord der verschrik
king, waarin een baby op ontaarde wijze
schreeuwde, zoodat het op mijn zenuwen werk
te en alles mij tegenliep. Het is gewoonweg on
gelooflijk, hoe het gehuil van een klein kind je
nerveus kan maken, vooral als je daarbij aan
den eenen kant vreeselijk naar de thuiskomst
van je vrouw verlangt en aan den anderen kant
erg tegen de ontmoeting opziet vanwege het
onheil dat ge zij het dan ook geheel onvrij
willig en met de beste bedoelingen hebt aan
gericht.
„He-e-e-hi-i-i-hoe-oe-oe!" zette mijn jongste
en gelukkig tevens mijn oudste zoon, zijn krijgs
zang voort. Met een somberen blik sloeg ik
hem en het slagveld gade. Van mijn pogingen
om hem te amuseeren had ik afgezien. Hij had
er niet eens notitie van willen nemen. Ik was
werkelijk aan het eind van mijn Latijn. Aan een
doffe wanhoop ten prooi zette ik mij in mijn
stoel, na er natuurlijk eerst Bobby te hebben
uitgenomen. Ik liet hem nu paardje rijden op
mijn knie, een beweging, die spontaan in mij op
kwam: van zenuwachtigheid kon ik eenvoudig
niet stilzitten. Bovendien had ik nog de geringe
hoop, dat het hem wat afleiding zou bezorgen.
Eilacy! Ik weet niet welke góden zich dien
middag tegen alles wat ik ondernam verzetten,
maar dat is zeker, dat Bobby nog harder begon
te schreeuwen. Toen hield ik op met paardje
rijden. Ik ging languit achterover in mijn stoel
liggen, Bobby zachtjes tegen mij aandrukkend.
Liet hem nu volgens de moderne methode
huilen en slaan en trappelen naar hartelust
(waar haalde dat jong toch al die armen en
beenen vandaan?). Ik was óp, verlangde naar
rust, sloot mijn oogen en trachtte mij ongevoelig
te maken voor zijn helsche kreten, die mijn
trommelvliezen bijna deden scheuren. Met ge
weld wilde ik mezelf dwingen tot kalmte. Moest
ik ook niet eens nadenken, hoe ik alles aan mijn
vrouw zou verklaren? Hoe ik haar hetgeen ik
had doorgemaakt, zou vertellen om haar mede
lijden met mij op te wekken en zoodoende ten
minste den storm van haar kant te bezweren?
Ja, ik zou haar vertellen van al de pogingen,
die ik in het werk had gesteld om ons „triefel-
aartje, ons knipperdolletje, ons suikerboontje
aan
en ons honneponnetje’’ tot kalmte en rede te
brengen. Ik zou haar wijzen op
Lieve hemel! Wat was dat nu opeens voor
een raar gevoel ter hoogte van mijn maag
streek? Wat werd het daar ineens zonderling
warm en vochtig. Goeie genade! Nu was de
maat van mijn ellende vol. Waarom behoef ik
u niet te zeggen: als ge een baby van acht
maanden op uw schoot hebt en. die plaats wordt
plotseling vochtig-warm om daarna snel af te
koelen, dat wéét ge wel hoe laat het is
Gebroken stond ik op, legde Bobby weer in
mijn stoel en bekeek de plek waar zich de
symptomen geopenbaard hadden. Geen twijfel
meer mogelijk. Het ergste was geschied. Het
vest en de broek van mijn zoo goed als nieuwe
pak vertoonden een donkere vlekZoo kon
ik niet blijven loopen. Ik moest mij verkleeden.
Als men te oud geworden is om dingen te doen
als Bobby zoo juist had gedaan, brengt nat
goed je een gewaarwording, die je een rilling
op het lijf jaagt. Ik snelde dus naar boven om
mij te verkleeden en verkeerde daarbij in een
gemoedsstaat, dien ik niet zal trachten nader te
omschrijven. Ik vrees, dat zelfs de herinnering
mij te machtig zog worden.
Nauwelijks was ik halverwege mijn toilet
Bobby scheen zich beneden van een scheeps
roeper te bedienen, want ik hoorde zijn kreten
boven bijna nóg duidelijker dan beneden
toen er werd gebeld. Den hemel zij dank! Mijn
vrouw! Reeds stond ik met den knop van de
deur in de hand om haar tegemoet te snellen,
zoo vlug als ik het zelfs in mijn allereersten
engagementstijd niet gedaan had, toen ik mij
bedacht: als het eens een van de buren was,
die mijn vrouw hadden zien uitgaan en door het
schreeuwen van Bobby kennis hadden gekregen
van den hopeloozen toestand waarin ik ver
keerde en die mij nu haar hulp kwam aan
bieden? Dan kon ik zoo niet opendoen! Een
moment stond ik besluiteloos. Zou ik ’t wagen?
Toen ging de bel weer, lang en aanhoudend.
W^t kan ook een electrische schel iemand
irriteeren! Vooral als een baby van acht maan
den met uitnemende longen en veel wilskracht
voor de begeleiding zorgt. Wéér werd er ge
beld! Neen, niet opendoen! Het is stellig een
van de buren, flitste het door mijn brein. Snel
EEN LEUK GROEPJE! Schoonen uit Nizza met haar vereerders. Men schenke vooral aandacht
de eigenaardige hoofddeksels.
trachtte ik mijn toilet te voltooien. Dat het mij
in de gegeven omstandigheden tegenliep, behoef
ik niet te vermelden. Dat gaat nu eenmaal zoo.
Als je je haast, als er iemand voortdurend op
de electrische schel drukt en last but not least
een baby luid en doordringend schreeuwt, dan
kan het niet anders, of je vingers doen precies
wat ze niet moeten doen.
Gelukkig, eindelijk was ik klaar. Ik viel meer
dan ik liep de trap af, brak mijn nek haast over
een matje in de gang wat doen die dingen
daar ook! rukte de straatdeur open en viel,
een flauwte nabij, in de armen van mijn vrouw,
diehuilde! Ze had buiten onzen jongen
hooren schreeuwen en had zich, omdat ze niet
direct werd opengedaan, alvast maar het aller-
allerergste voorgestcld, en liep me haast on
derstboven om bij Bobby te komen, voor mij
oog noch oor hebbend! Als een schooljongen
volgde ik haar, onderwijl zoo goed en zoo
kwaad vertellend, hetgeen ik had uitgestaan.
Maar ze had geen ooren voor mij. Ik had haar
nog niets gezegd van het gebroken servies, de
krassen op de deur, het door melk onderge-
loopen wiegje. Ze nam den gillenden en schreeu
wenden Bobby uit mijn stoel, zette hem op haar
arm en zei: „Tuut-te-tuut,” enwaakte of
droomde ik? hij was stil. Als een muisje! En
lachte zelfs!
Toen wilde mijn
leggen, zag de natte situatie aldaar
met haar betraande oogen niet-begrijpend
verbaasd aan.
Ik vertelde haar alles met het meewarigste
gezicht dat een man tegenover zijn vrouw kan
zetten. Ze zag mij vernederend aan, maakte
een paar opmerkingen, die ik hier niét herhalen
zal... ge begrijpt toch wel wat ze zoo ongeveer
zei
Het heeft dagen geduurd, eer mijn vrouw
over het gebroken servies en de krassen op de
•deur heen was. Wat mijn vrouwelijke lezers
natuurlijk volkomen begrijpelijk zullen vinden.
En wat ik niet zal trachten hun uit het hoofd
te praten, mits zij dan ook mijn ontboezeming
aan het begin van het relaas mijner avonturen
met mijn jongsten zoon, billijken. Hetgeen de
in den aanvang bedoelde liefhebbende jongeling
natuurlijk thans doet!
H
3