4
H
J
N
tg
■IMHi
„Eh
r
i
ft
L
1
was,
was er
is?"
hier
de
r
trok haar
arm
uw dochter
ze dapper. „Ik
hautaine glimlach om
naar den
„Eh, juffrouw Dolk, deze... eh... heer ver
telt me daar, dat hij u in het park heeft ont
moet. Is dat zoo?”
■Ja.”
„Zoo. Nu begrijp ik, hoe het mogelijk
dat Toto in het water kon vallen.”
„O, maar..." protesteerde Anton, „hij
al ingevallen
De barones legde hem met een vernederenden
blik het zwijgen op. „U begrijpt," vervolgde ze
tegen het meisje, „dat ik niet kan toestaan, dat
u op zoo n schandelijke wijze Toto’s leven in
gevaar brengt door op lichtzinnige wijze met
vreemde heeren te spreken, terwijl u met hèm
uit bent. Het lijkt me daarom het beste, dat u
aan het einde der maand vertrekt."
„Als u zóó over me denkt," antwoordde het
meisje fier, „ga ik maar liever direct!”
„Zooals u wilt,” antwoordde de barones, zich
omkeerend en weggaand.
en de
„Het spijt me heel erg,” zei Anton, die op
haar gewacht had, toen ze samen op straat
liepen. „Nu is u door mijn schuld uw betrek
king kwijt!”
„Het geeft niet,” antwoordde
moet u eigenlijk dankbaar zijn."
,,Mij dankbaar zijn? Waarvoor in 's hemels
naam?"
„Dat er door uw tusschenkomst eindelijk een
eind aan is gekomen. Ik had allang willen op
zeggen, maar ik wist niet, wat ik dan moest
gaan doen. En nu... enfin, nu ben ik maar blij,
dat het zoo geloopen is. Ik zal nu maar typen
of zooiets gaan leeren en zien dat ik op een
kan
„Waarom?" vroeg Anton. „Heeft u geen zin
in het huishouden? Ik bedoel natuurlijk niet als
huishoudster, maar... nu ja, ik bedoel, wilt u
niet met me trouwen? Ik weet natuurlijk wat
u wilt gaan zeggen, dat u me nog pas zoo kort
kent en zoo, maar u hoeft nü ook nog niet te
beslissen... als u niet wilt!”
Het meisje sloeg haar oogen neer en dit gaf
Anton moed. „Zoudt u er niets voor voelen?'
vroeg hij. „Dan heeft u niet meer met lastige,
strenge baronessen te maken..."
„Ja," zei het meisje, en ze keek hem aan met
een blik, waarin Anton zijn eigen geluk las..
En toen kon hij zich niet meer houden. Hij
greep haar arm. drukte haar stevig tegen zich
aan en fluisterde: „Engel!"
Het meisje bloosde, maar ze
niet terug
Even later eigenlijk 'n heele poos later
vroeg Anton: „Was het eigenlijk niet gelukkig,
dat die hond in het water viel? Ik bedoel, dat
we elkaar anders misschien nooit hadden leeren
kennen, want ik zou u geloof ik nooit hebben
durven aanspreken... Het heeft vast zoo moeten
zijn!”
„Misschien wel," antwoordde ze. i
grond kijkend.
„Ik ben er tenminste erg blij om!"
„Ik ook, piaar ik hoop toch, dat hij niet ziek
wordt. Ik zou me erg schuldig voelen!"
„Ik zou niet weten waarom! U kon het toch
niet helpen!"
Ze bloosde nog dieper en terwijl ze aandach
tig naar den grond keek, zei ze: „Ja, ziet u, hij
is er eigenlijk niet ingevallen.ik eh.heb hem
erin geduwd. Ik... eh... wist ook geen ander
middel om te maken, dat u me kon aan-
spreken
Na die bekentenis sloot Anton overgelukkig
een meisje in zijn arm, dat een kleur had als een
meikers
te
hij
en
den hond, dien
hij immers „gered” had, hergaf hem eenigszins
zijn zelfvertrouwen. Hij kreeg er bijna het ge
voel door, alsof hij bij bekenden was. En al
zijn moed bijeenrapend, zei hij: „Ik ben ge
komen om barones Lydia van Sandstraten te
spreken!”
„Dat ben ik."
Dit antwoord had ongeveer de uitwerking
van een ontploffende granaat op Anton. Hij
deed een stap achterwaarts en gaapte de grijze
dame, die hij voor de moeder van Lydia had
gehouden, verdwaasd aan.
De barones haalde verachtelijk haar schou
ders op. Het was duidelijk, dat ze dacht met
iemand te doen te hebben, die niet geheel nor
maal was. „Wilt u me spreken of wilt u me
niét spreken?" vroeg ze opnieuw.
„Ik denk... eh... ik geloof, dat ik
bedoel," stamelde hij.
„Ik hèb geen dochter!”
„Dan uw nicht misschien!”
„Ik hèb geen nicht!"
„Eh... dan weet ik het niet," hakkelde Anton.
„Dat is duidelijk," zei de barones. „Uw heele
manier van doen wijst erop, dat u óf dronken
óf niet goed bij uw hoofd is. Goedenavond!
Anton struikélde meer dan hij liep de hall
in en nam als in een droom zijn hoed en stok
uit de handen van den welgedanen huisknecht
aan, die hem heel anders uitliet dan hij hem
ontvangen had.
Toen hij zich weer op straat bevond, bleef
hij even staan. Hij had het boek nog onder zijn
arm en hij had toch de bedoeling gehad, het
aan de eigenares terug te brengen. Maar wie
was dan die eigenares? Of eigenlijk: wie was
het meisje uit het park? Als zij niet barones
Lydia van Sandstraten was, en ook niet haar
dochter of haar nichtwie was ze dan wèl?
En hoe heette ze? Waar woonde ze? Plotseling
kreeg hij een idee! Een niet-verliefd jongmensch
zou het natuurlijk al véél eerder hebben ge
kregen, maar Anton had zijn hoofd zoo vol
andere dingen gehad, dat hij nu pas op de ge
dachte kwam het zakdoekje van zijn vinger te
winden en te zien of er geen initiaal op stond.
Inderdaad: in een hoekje stonden de letters
E. D. Toen begon het voor hem te dagen: zij
moest of een vriendin of de ondergeschikte van
de barones zijn. Daarop flitste weer een inval
door zijn brein: als zij werkelijk ondergeschikte
was, gezelschapsdame of zooiets, zou het niet
zoo gek zijn als ze met een bedrijfsleider trouw
de! Heel gewoon zelfs! Een nieuwe hoop schoot
in hem op! Geen twee seconden later belde
hij opnieuw aan de villa aan. „Ik wilde graag
juffrouw E. D. spreken," zei hij tegen den huis
knecht, die zich verbaasde, hem zoo spoedig
terug te zien.
De man aarzelde. „Ik weet niet,” begon hij,
„wie
Er ging een deur in de hall open
barones kwam tevoorschijn.
„Wat beteekent dat?” vroeg ze streng.
„Ik heb mij zooeven vergist,” begon Anton,
„ik wilde niet u, maar juffrouw E. D. spreken.
Ze moet hier in huis wonen. Ik weet haar naam
niet, maar
„Jan,” zei de barones, ijzig-koel, „laat dien.,
eh... persoon direct weer uit!"
„Ach. luister nu even," pleitte Anton. „Ik
heb in het park een juffrouw gesproken, en zij
heeft dit boek op een bank laten liggen. En
op haar zakdoek staan de letters E. D. Die
juffrouw wilde ik graag even spreken. Een
oogenblikje maar
Er verscheen een
lippen van de barones.
„Zoo," zei ze. „Nu begrijp ik het. Nu be
grijp ik héél veel. Jan, zeg dat juffrouw Dolk
direct beneden komt.” En Anton, dien ze aan
keek alsof hij een heel vreemd en heel griezelig
insect was, vroeg ze: „Wilt u even wachten?”
Hij slaakte een zucht van verlichting, toen
het meisje zijn meisje, verstoutte hij zich
reeds te denken! de trap afkwam. Ze wierp
hem een ongunstigen blik toe en toen hij haar
aanmoedigend toelachte, draaide ze alles
behalve aanmoedigend haar hoofd om!
„Wat wenscht u?" vroeg ze, zich tot de
barones wendend.
De heer J. M. LOOMAN, vice-consul van Noor
wegen, is te Amsterdam op 41-jarigen leeftijd
overleden.
Inderdaad deed een rood-wit gestreepte huis
knecht hem open en deze verdienstelijke func
tionaris was zóó onder den indruk van Antons
optreden en de onverschillige manier, waarop
hij baronesse van Sandstraten te spreken vroeg,
dat hij, voor hij goed en wel begreep, wat hij
deed, den jongeman hoffelijk uitnoodigde binnen
te komen. Hij nam zijn hoed en stok en legde
deze, als waren het kostbare voorwerpen, voor
zichtig op de antieke tafel, die in de hall stond.
Toen informeerde hij met een buiging: „Wien
mag ik aandienen, mijnheer?”
„Raglio,” zei Anton onverschillig, alsof het
zijn dagelijksch werk was bij den adel op be
zoek te gaan.
Hij werd in een deftig gemeubelde spreek
kamer gelaten, waar eenige oogenblikken later
een deftige dame binnentrad. Ze had grijs haar
en zag er erg streng uit. Terwijl ze Anton een
onderzoekenden blik toewierp, vroeg ze koel
en uit de hoogte: „U wenschte mij te spreken?”
Anton had zich ondanks zijn moedige voor
nemens, nog nimmer zoo weinig op zijn gemak
gevoeld. Hij keek instinctmatig naar de deur,
als zocht hij een kans om te vluchten. Onder-
tusschen herhaalde de barones, daar hij zwijgen
bleef: „U wenschte mij te spreken? Waarover,
als ik vragen mag?”
neen,” zei Anton, zonder eigenlijk
te weten wat hij zei.
„Mag ik dan weten, waarom u
vroeg de strenge dame sarcastisch.
Een oogenblik kreeg hij de ingeving
zeggen, dat hij verkeerd was. Toen zag
echter Toto op een kussen liggen hijgen
blazen. De aanwezigheid van