r
1
I
J
1
I
h
1
F' J
ran
i?”
ste
even
lucht
het
en
in
en
hij
is,
iet
hij
en.
nd
jes
el.
iu;
an
1
hl
„Ik dacht wel, dat je 't zou aannemen,sprak
John; „ik zal je ’t geld geven en dan zijn we
klaar."
Christopher was verslagen! Al die jaren had
hij den broer, die hem bestolen had, gehaat. En
nu zou dit het einde zijn? Zijn hart begon
sneller te kloppen, toen hij zag, dat John naar
het andere eind van de kamer was gegaan en
een groot stuk van den muur naar voren trok,
waardoor een safe zichtbaar werd.
„Prachtig bedacht!" riep Christopher; „wie
zou zoo iets kunnen vermoeden?”
„Mijn eigen idee; het heeft mij heel veel ge
kost, maar ik ben er trotsch op!”
„Dat kun je ook zijn,” gaf Christopher toe
en liep naar de plek, waar John zijn geld be
waarde. Zeer ingenomen met die in t oog
springende bewondering, trad deze uit de kast
terug. Dat was zijn ongeluk.
Vlug, zonder leven te maken, rolde Christo
pher den zwaren stoel, waarin John gezeten
had, naar de kast, zette hem tegen de deur, die
een deel van den muur zelf was en ging er
kalm inzitten.
„Ziezoo! Dacht je nu heusch, dat je me zoo
kon afschepen, John? Ik moet minstens vijf
duizend pond hebben, een betrekkelijk klein
percentage van wat mijn deel zou zijn geweest
indien moeders wensch was nagekomen. Deze
deur blijft open, tot ik het geld heb! De kansen
zijn gekeerd! In de gevangenis heb ik over deze
kluis hooren spreken; de man naast mij, heeft
ze helpen maken. Zou ik je anders hebben
geschreven? Ik heb mij dagen lang in de kamer
hierboven schuil gehouden en alles opgenomen.
Ik wist, dat ik onmogelijk zelf de kast zou
kunnen openen en moest een gunstig oogenblik
afwachten. Dat oogenblik is nu gekomen.”
„Je hebt het geld nog niet.” merkte John op.
„Ik zal er voor vechten als het moet! Nog
éénmaal vraag ik je, mijn eisch in te willigen.
Tot zóólang blijft de deur open!”
Met een van haat verwrongen gezicht sprong
John op zijn broer toe en een hevige worsteling
vond plaats. Ze sloegen er onbesuisd op los.
Opeens viel John languit op den grond; zijn
hoofd lag tegen een groote ijzeren doos in de
kluis. „Nu moet ik hem op de been helpen,'
dacht Christopher met afschuw; maar hij kon
het niet dadelijk doen en toen hij enkele mi
nuten later bij hem neerknielde, was het te
laat; hij ademde niet meer.
Christopher nam het geld uit de safe en borg
alles in de lade van de tafel. Hij zette Johns
pruik, die bij de worsteling op den grond ge
vallen was, op zijn eigen haren; beide broeders
leken veel op elkaar en nu werd de gelijkenis
nog grooter. Niemand zou er aan twijfelen, dat
hij John Brendal was. Den volgenden morgen
zou hij met al het geld weggaan en een briefje
aan Bronson zenden, om hem te zeggen, dat
hij niet meer behoefde terug te komen.
Het lijk van John duwde hij ver in de kluis
en sloot de deur. Voor ontdekking behoefde
hij niet te vreezen; niemand zou ooit die safe
weer openen; wie zou ooit dit vervallen huis
willen huren?
Hij nam hoed en jas van John en stonds zelfs
verbaasd over de frappante gelijkenis.
Nu even in den tuin wat frissche
happen!
Met verwondering beschouwde hij den eens
zoo goed verzorgden tuin.
Plotseling hoorde hij het knarsen van
hek. Bezoek? Hij verlangde geen bezoek!
Maar een hem onbekend persoon trad hem
reeds tegemoet en sprak vriendelijk;
EEN KRAB, DIE POLSMOFFEN DRAAGT. De Eriocheir Siensis, een krab, die inheemsch
is in de Chineesche wateren, maar blijkbaar verdwaald was en daarom in de Elbe (Duitschland)
gevangen kon worden. Het exemplaar, dat ge hierboven ziet, is een mannetje en het poseerde
voor den fotograaf in een strijdlustige houding. Op de andere kiek ziet ge hem afgebeeld met
een visch tusschen zijn scharen. Hij is een vervaarlijk jager, die zijn prooi slechts zelden mist!
het u zou interesseeren, want toen wij mr. Hen-
ders vonden, uitte hij in zijn laatste oogen-
blikken telkens uw naam. Hij zei, dat u de
eenige bezoeker dien dag was geweest en liet
zich ongunstig over u uit. Hij ging zelfs zoover,
te zeggen, dat u hem hadt vergiftigd.”
Christopher trachtte zich te beheerschen. Op
zóó iets was hij niet voorbereid; een handige
zet van Henders, om den man met wien hij ge
twist' had. er op deze wijze te laten inloopen'
Hoe moest hij er zich uit redden? Alles was
tegen hem. Het fleschje veronal, dat John uit
Henders’ bereik had genomen, lag nog op tafel;
eveneens het reisbiljet naar Australië voor den
volgenden dag. Bovendien stond de tafellade
half open en waren de bankbiljetten duidelijk
zichtbaar
„Alles vooruit overlegd!” peinsde de detec
tive en hij sprak tot Christopher:
„U doet verstandig, indien u rustig meegaat
Ontkennen zal u niet baten. De bewijzen zijn
maar al te duidelijk! Het is zeker niet noodig,
dat ik u de handboeien aandoe?"
Dat was het niet. Want als een geslagen
man volgde Christopher den detective. Hij, die
meende nu eindelijk de sterkste te zijn, had
zich vergist! Hij was onherroepelijk verloren'
John, die hem steeds in zijn macht had gehad,
bleek zelfs nu nog de sterkste van beiden
„Hoe gaat het u, mijnheer Brendal? Ik heb u
zoo lang niet gezien. Het spijt me, dat ik u
moet lastig vallen. Vijf minuten kunt u me zeker
wel toestaan?”
„Zeker," sprak Christopher. „Komt u
mee naar boven.”
Uiterst kalm leidde hij zijn bezoeker in de
kamer, waar zich zoo even het drama had af
gespeeld. Het vertrek was ordelijk als altijd.
„Gaat u zitten, mijnheer; wat is er van uw
dienst?"
„Zegt u mij eens, mijnheer Brendal, was de
jonge Henders in uw zaak werkzaam?"
„Ja.”
„Heeft u hem vanmorgen nog gezien?”
„Ja.”
„Mogelijk kunt u ons dan eenige inlichtingen
geven. Ik ben detective Patterson. Vanmiddag
vonden we mr. Henders dood in zijn kamer.
„Dood door vergif!” constateerden de dok
toren.”
Christopher bewoog onrustig in zijn stoel.
„Hij heeft stellig zelfmoord gepleegd!”
„Juist, mijnheer Brendal. Dat meenden wij
ook. Het vreemde echter is, dat op het tafeltje
bij mr. Henders twee glazen stonden; het eene
was half gevuld; het bevatte slechts whisky
soda; maar het andere, dat geheel ledig was,
had bovendien veronal bevat. Ik meende, dat
t