lil
H
>3
ri
i d
1
>fd
st;
de
:h
k
>P
(\l
I
I
HUI’ |ji
weer
Deze burcht werd reeds in 136
200
>-
ts
>P
te
ak
u
n?
ag
o-
en
de
en
lie
en
ie,
lar
ras
id-
len
in
[e
i-
i-
fe
•ij
al
st
e,
n
c-
m
rd
in
•e.
►t-
n.
it
k
ae-
lar
:e
u
n
t,
1-
dj
in
n,
ik
ce
or
ke
ir-
UIT DE ITALIAANSCHE HOOFDSTAD. Gezicht op den Engelenburcht aan den Tiber te Rome.
Deze burcht werd reeds in 136 na Christus gesticht.
d
I
1
1
IN HET NOG ONGEBAANDE BOSCHGEBIED VAN NOV^ SCOTIA (Nieuw-Schotland, een
staat van Canada). Waar de rivieren te droog zijn om te bevaren, wordt de boot eenvoudig op
de schouders genomen en naar een diepere plaats gedragen.
I
I
kan ik 't mij niet herinneren?" zuchtte hij. Plots
nam een reeds eerder in mij opgekomen ge
dachte vorm aan en, me even excuseerend, ging
ik in 't kantoor, nam Pims brief uit de lade,
kwam weer terug in de kamer en vertelde zoo
terloops het bezoek van het kereltje
„En hier is de brief,” besloot ik en overhan
digde den man het schrijven.
Een oogenblik staarde hij er naar; toen werd
hij doodsbleek.
„Pim Pim Welders lieve hemel,
heet ik. O, Annie, Pim, mijn jongen!'
Het volgende oogenblik viel hij languit op
den vloer.
Met behulp van mijn hospita, kregen we hem
weer in den stoel terug; toen snelde ik naar
den dokter en vandaar naar Kerkstraat 25
Een jonge bleeke vrouw, eenvoudig gekleed,
opende de deur.
„Mevrouw Welders?" vroeg ik. Ze knikte
Zoo kort mogelijk legde ik haar de reden
van mijn komst uit. „Natuurlijk wil ik u niet
met valsche hoop vleien," zei ik; „maar ik ben
overtuigd, dat Wim Petersen niemand anders
dan Pim Welders is.”
In minder dan geen tijd waren we weer op
mijn kamer; de dokter was juist vertrokken en
de man lag met open oogen in zijn stoel en
keek in de richting van de deur. Ik gaf mijn
hospita een wenk en ze begreep me dadelijk.
„Annie!" Het klonk als een zucht en snikkend
snelde mevrouw Welders door de kamer en
knielde bij den stoel neer.
„Pim; mijn Pim!"
Zacht sloot ik de deur en liet beiden alleen.
Pims brief, die uit de hand van den man
op den grond was gevallen, was eerder be
zorgd dan hij had verwacht.
Een paar weken later vernam ik de heele
geschiedenis van Pim Welders.
Toen het schip verging, was hij gewond en
toen hij het bewustzijn terugkreeg, bemerkte
hij, dat hij geheel alleen was achtergebleven.
Na twee dagen op zee te hebben rondgezwalkt,
was hij door een vreemd schip opgenomen en
in Batavia geland. Op weg om de autofiteiten
rapport uit te brengen, werd hij aangereden en
naar 't ziekenhuis gebracht. Hij bleek door den
val zijn geheugen te hebben verloren. Thans
heeft hij van zijn vroegere maatschappij een
goed baantje aan wal gekregen en vaak ga ik
eenige dagen bij hen logeeren. Pim is mijn
groote vriend en vol trots vertelt hij iedereen,
dat vader door zijn brief is teruggekomen.
en vooral 's nachts, is
het alsof iemand mij roept, maar niet bij den
naam Wim
Nadat ik het ziekenhuis had verlaten, heb
ik een tijdlang in Indië gewerkt; maar steeds
was 't alsof ik hierheen werd getrokken. Doch
ik verveel u stellig met mijn gepraat.”
„O, neen; het interesseert mij zeer. Maar
laat ik me eerst aan u voorstellen. Ik ben An
ton Vermeer en hier tijdelijk postdirecteur. De
raad- vorige directeur was hier wel twintig jaar;
ongeluk had gehad; eenige weken geleden stierf hij plotseling hij
was een nette man en zeer gezien. Karel Harm
sen heette hij.”
„Karei Harmsen Karel Harmsen dien
naam ken ik.”
Mijn bezoeker sprong op
blik van
:nt
vragen hoe lang ik hiervoor kan blijven?"
Ik telde het geld; het was nauwelijks vijf
gulden.
„Juffrouw Winter,” zei ik, toen ze
binnenkwam; „mijn vriend, mijnheer
„Petersen; Wim Petersen.”
„Mijnheer Petersen vraagt, hoe lang hij hier
voor blijven kan."
De vriendelijke dame glimlachte. „Als 't u
hier bevalt, mijnheer, kunt u mij per dag be
talen of per week als u dat wilt."
Ze noemde een klein bedrag, dat Petersen
haar overhandigde.
„Ziezoo, nu gaan we eten," sprak ik.
Zwijgend gebruikten wij het eenvoudige
avondmaal; eerst daarna vertelde de vreemde
ling mij zijn geschiedenis.
Drie maanden geleden was hij uit Indië ge
komen; den overtocht had hij met werken aan
boord verdiend. Aan de haven had hij verschil
lende baantjes gehad en was toen hierheen ge
komen.
„Het lijkt of iets me steeds naar deze streek
trekt," zei hij droomerig. „Het lijkt of iemand Soms, den laatsten tijd
me roept, een stem van verre; maar ik kan
niet denken, wie het is.”
Een vermoeide, uitgeputte blik kwam in zijn
oogen en om van onderwerp te veranderen,
vroeg ik:
„Zijt ge vreemd hier?"
„Ik weet 't niet; soms weet ik zeker, dat ik
het niet ben. Ik ben ziek geweest, ik weet niet
hoe lang en was in een ziekenhuis in Batavia.
Hoe ik daar kwam, is mij nog steeds een
sel. Men zei me, dat ik een
ik was aangereden door een auto en was aan
mijn hoofd gewond Men noemde mij Wim
Petersen. Ik heb me aan dien naam gehouden,
hoewel ik er van overtuigd ben, dat het niet
mijn eigen naam is. Ik was spoedig genezen; Mijn bezoeker sprong op en er kwam een
doch hoewel alles wat gebeurde nadat ik in blik van belangstelling op zijn gelaat; doch
het ziekenhuis kwam helder als de dag is, kan dadelijk leunde hij weer achterover in zijn stoel,
ik mij van het verleden niets meer herinneren. „Ik kan 't mij niet herinneren; o, waarom