Ij
3e L
UITG
Zij (tot de redders): „U moet mijn man maar niet kwalijk nemen, dat
hij niets zegt. We hebben hier tien jaar gezeten en hij is totaal zijn spraak
kwijt."
„Die karper is nog erg duur, en dat terwijl alle politieke partijen het er
over eens zijn, dat de levensmiddelen goedkooper moeten worden!"
„Ach, mevrouw, denkt u nou, dat die visch ook al verstand van politiek
heeft
De vacantieganger (wien het droef te moede is): „Natuurlijk wordt het
direct beter weer, als ik naar huis ga I"
De nieuw gekomene: „Wat kan ik u aanbieden dat u vandaag nog gaat
Galante heer (als er hulp komt dagen)„Vervelend I Het
is een dame I Nu zal ik mijn valies moeten laten vallen
om mijn hoed te kunnen afnemen I"
De echtgenoote (den vloer opruimend als haar man
ontbeten heeft)„Die ellendige gewoonte om alles maar
op den grond te gooien heeft Dick zich aangewend nadat
hij den laatsten tijd zoo vaak is gaan picnicken."
De gids: „Maar signor, u kunt toch onmogelijk heel
Rome hebben gezien in twee dagen
De Amerikaan: Natuurlijk niet, maar wij hebben het
werk verdeeld. Mijn vrouw heeft de kerken bekeken
en ik de musea 1"
De eenigszins doove heer (die zijn riemen heeft verlóren): „Gelukkig!
Eindelijk heeft iemand me in de gaten gekregen 1”
I*