DIE GOEDE,
OUDE
NERO!
I
1’
5
F
J
fl
„Hé, doe het hek open!’’ riep de stedeling
die achterna werd gezeten door een stier.
„Ja zeker.” zei de boer, „ik zal mijn stier
laten wegloopen!”
den prijs te wjnnen bij de
werkelijk zielig.
de
zijn leven.
Han
Obe
talri
is d
Zate;
huwi
mem
Dr. 1
acht
Ei
grooten afstand door Texels Westerduinen kronkelt. In den voorbijen
zomer lokte het duizenden tot een fietstocht aan.
Zat
jfev
Zonder van Nero te willen zeggen, dat hij
niets dan goede hoedanigheden bezat, kunnen
we misschien toch ook op hem toepassen het
gezegde:
„Het kwaad, dat de mensch bedreef, over
leeft hem; het goede, dat hij deed, wordt vaak
met zijn gebeente begraven!’’
Want gewoonlijk wordt van Nero niets dan
kwaads verteld en dit is al even onjuist we
zeiden het reeds in den aanvang als om hem
geheel als een uitstekend mensch te willen zien,
zooals sommigen doen.
De waarheid ligt ook hier in het midden:
Nero was een mensch; hij had zijn goede en zijn
kwade eigenschappen, al waren de laatsten
misschien, vooral op het eind van
overheerschend
prachtig en meende dat het zijn bijzonder na
tuurlijk spel was, dat dien soldaat zoo deed
handelen.
Zijn angst om
zangwedstrijden was
Hij hield zich steeds op de striktste wijze aan
de voorschriften, welke bij den wedstrijd gol
den. Hij durfde nooit te niezen of het zweet
van zijn voorhoofd te vegen anders dan met zijn
mouw! Op zekeren keer liet hij, tijdens het
voordragen van een lied, den schepter vallen,
dien hij in de hand hield. Een bijna ongeloofe
lijke angst, dat hij gedisqualificeerd zou worden,
maakte zich toen van hem meester en hij was
slechts gerustgesteld, toen zijn accompagnateur
hem bezwoer, dat niemand het had gezien.
Wanneer de prijs aan hem werd toegekend,
was hij zóó opgewonden, dat hij het tooneel
op rende en zijn overwinning zélf aan het pu
bliek mededeelde, terwijl de tranen hem dan
over de wangen stroomden.
Er kwam echter een tijd, dat Rome genoeg
kreeg van Nero's kunst, vooral ook omdat hij
niet van ophouden wist. Wanneer men uit be
leefdheid voor hem applaudisseerde, kwam hij
telkens terug en begon steeds weer opnieuw!
Dit werd zóó erg, dat ten slotte de verdwijnen
de belangstelling kunstmatig in het leven moest
worden gehouden door een „claque"! Bovendien
werden de deuren gesloten, zoodat niemand
verdwijnen kon voordat Nero zijn repertoire
had beëindigd.
Langzamerhand wordt de geschiedenis van
Nero dan de geschiedenis van een „variété-
artist die in zijn vrijen tijd keizer was. In
plaats van in Rome te blijven en zich aan de
staatszaken te wijden, verkoos hij een tournee
door Griekenland te gaan maken, zingend op
iedere muziekuitvoering en zooveel „uitvoerin
gen” gevend, dat hij achttienhonderd prijzen
won in achttien maanden tijds. Het wekt dan
ook geen verwondering,, dat hij ten slotte zélf
den prijs moest betalen voor een dergelijke
dwaasheid: hij werd onttroond, niét echter om
dat hij wreed was of onrechtvaardig, zooals
men later beweerd heeft, maar eenvoudig om
dat hij van muziek bezeten was! Hij moest
vluchten en toen hij zijn achtervolgers hoorde
naderen, stak hij een dolk in zijn keel, uit
roepend: „Jupiter! Wat een kunstenaar gaat er
voor de wereld verloren! Wat een kunstenaar!’
Wanneer we aan Nero denken, denken we
aan een diabolischen tyran, die verheugd op
zijn lier speelde, terwijl Rome onderging in den
brand, die op zijn bevel was ontstoken!
En tochhoe gemeenzaam dit beeld ons
zij, het is even onjuist als onuitroeibaar!
Toen Nero zijn stad door het vuur zag ver
teren, Wjas hij een gebroken man, die temidden
van vuur en rook, wanhopige pogingen had in
het werk gesteld om te redden wat er te red
den viel. En toen hem dit niet was gelukt,
trachtte hij de verschrikte bevolking te kal-
meeren en haar ergste nooden te lenigen
Terwijl hij op het dak stond van zijn pa
viljoen aan den overkant van de rivier de Tiber,
waar hij zijn hoofdkwartier had opgeslagen,
was hij zoo ontroerd coor het schouwspel van
de brandende stad, dat hij op de manier van
een beroeps-klager bij een begrafenis of een
bard uit den ouden tijd, zijn lier nam en een
soort van lijkzang, een klaagzang voor Rome
aanhief
Als het beest van den Apocalypsus, werd
Nero ook vaak vereenzelvigd met den Anti
christ. „Historici" als Tacitus en Suetonius
schonken kleur aan deze legende door Nero,
afgaand op hetgeen de politieke vijanden van
hem zeiden, af te schilderen als een wreed, ijdel
monster, die zijn moeder, zijn stiefbroeder,
zijn eerste vrouw, zijn tante, zijn neven en
voogden en talrijke anderen liet vermoorden...
de man, die zijn tweede vrouw doodsloeg. Rome
in brand deed steken, en het plan ontwierp om
den ganschen senaat te dooden en die zich ver
meide door de wilde beesten op de bevolking
van Rome los te laten
Moderne historie-schrijvers zijn tot de over
tuiging gekomen, dat dit beeld schromelijk is
overdreven. Het lijdt geen twijfel, of Nero was
bij het grootste deel van het volk bemind. De
eerste vijf jaren van zijn regeering waren de
.voorspoedigste van de Romeinsche geschiede
nis, en hij deed heel veel om de levensomstan
digheden van het volk te verbeteren, eer hij
gehoor gaf aan de stormen van passie, die hem
tot wreede barbaarschheden verleidden.
Volgens anderen, die nóg iets verder gaan,
was Nero ook later zelfs nóch wreed nóch ijdel,
maar een goed en beminnelijk mensch, mis
schien een aansteller, maar een groot kunste
naar en een oprecht vriend van het volk.
Zelfs in onzen tijd, nu we er nogal van
houden historische personen schoon te was-
schen, doet deze, we zouden bijna willen zeg
gen: heilig-verklaring van Nero, toch nogal
zonderling aan, en wij zouden ze dan ook niet
gaarne voor onze rekening nemen.
Om bijvoorbeeld de moord op zijn moeder
een dramatische daad van erbarmen te noemen,
zooals sommigen doen, lijkt ons wel heel erg
dwaas!
De jeugd van Nero lijkt zeer veel op die van
Frederik den Groote. want zijn groote liefde
voor de kunst werd onbarmhartig onderdrukt
door zijn hypocratische moeder, die hem geen
enkele vrijheid liet, zoodat hij, toen hij op
zeventienjarigen leeftijd Claudius als Keizer op
volgde, den vrijen teugel vierde aan al zijn
onderdrukte verlangens. Zoo kwam hij er ook
toe om met zijn vrienden Rome op stelten te
zetten. Met valsche pruiken en baarden slopen
zij, wanneer de duisternis was gevallen, door
de straten. Nu eens klopten zij aan de deuren
der huizen van achtenswaardige ingezetenen
aan om weg te loopen wanneer er werd open
gedaan of dengeen, die opendeed, voor den gek
houdend. Een anderen keer gingen zij een her
berg binnen en maakten zich uit de voeten met
een flesch wijn zonder te betalen of ze
slopen de tuinen binnen en lieten de fonteinen
springen; braken in een huis in en namen een
of ander voorwerp als trophee mede. En wan
neer zij een dronkaard te pakken konden krij
gen, „jonasten" zij hem in een laken! Aan deze
nachtelijke escapades kwam echter een einde,
toen de keizer een paar blauwe oogen opliep
van een woedenden burger! Hierna werden de
kunst en de sport Nero’s hartstocht. Spoedig
was hij bekend als een roekeloos wagenmenner,
als een bekamper van de vechtersbazen uit de
publieke arena en als dichter en acteur van
verdienste.
Het was vooral als acteur en zanger dat Nero
den meesten dunk van zichzelf had. Bij een ge
legenheid wilde een jonge en domme soldaat,
die den keizer geboeid in de rol van Hercules
op het tooneel zag zitten, hem te hulp komen
en zijn „bewakers” dooden! Nero vond dit