DE JEUGD
VOOR
I'
al
I
I
BELOONDE VRIENDSCHAP
k4
1
SLELLELJES VOEL I I I I LSI IZLIV
EEN KERSTVERHAAL
•J;
i
„H
Ml
|4
er
ïl
HET TWEEDE EI VAN COLUMBUS.
ji
Een
stom
gezic
„b
Dick
„1
Hem
nen,
Vi
naar
gierii
sjonc
op e
elkat
snor
ande
naar
moei
Mari
harte
tel e
voen
„Is
zorgt
zakki
„N
andei
heb 1
WAZ
santé
een pakje, dat de
van den burgemeester zoojuist heeft
Natuurlijk denken jullie, dat dit portret geteei
is, nietwaar? Dit is echter niet zoo, hoor!
werd gezet, d.w.z. gemaakt van teekens, lijntjes
en versieringen die een zetter gebruikt wanneer
hij
een echt horloge, voor mij,
Zet een ei op het tafelkleed, zóó dat het
blijft staan. Indien iemand mocht denken,
dat het ei of het tafelkeed op de een of
andere wijze is geprepareerd, laat hem dan
gerust beiden maar terdege onderzoeken.
Men zal niets kunnen ontdekken en stellig
meenen, dat het kunstje berust op zuivere
balanceerkunst. Dit is echter niet het ge
val. Wel moet het ei zóó worden gezet, dat
het precies in evenwicht is, doch er komt
een geheimpje bij te pas, dat de uitvoering
van het kunstje vergemakkelijkt. Men moet
het ei namelijk vooraf flink heen en weer
schudden, terwijl mpn het met het stompe
einde naar beneden houdt. Hierdoor wordt
de dooier gebroken en zakt deze naar den
stompen kant, waardoor deze zwaarder
wordt dan de spitse kant. Zoodoende is het
kunstje, dat onder normale omstandigheden
bijna onuitvoerbaar zou zijn, niet meer zoo
moeilijk.
j.
EEN TRUCJE MET LUCIFERS.
Leg zeven lucifers op tafel en vraag
iemand van het gezelschap er één van af
te nemen, op zóó’n wijze, dat er niets over
blijft. Velen zullen het probeeren, maar
weinigen zullen er in slagen. En toch is het
zeer eenvoudig. Ge hebt namelijk niets
anders te doen, dan een lucifer weg te ne
men, waardoor er zes blijven liggen, doch
deze zes rangschikt ge zóó, dat ze het
woord NIL vormen. Zooals ge natuurlijk
weet, beteekent dit woordje: niets.
et liep tegen Kerstmis, toen Jan Verheyen.
het zoontje van een notaris in
plaatsje in het Noorden van
op een
en
A op tafel. De derde, die
HET LETTERSPEL.
EEN AARDIG GEZELSCHAPSSPEL.
Snijdt van een stuk bordpapier kleine
stukjes, die ge beplakt met letters. Maak
ongeveer honderd van die stukjes, zoodat
ge ongeveer vier keer het alphabet hebt.
Degenen onder jullie, die in het bezit zijn
van een letterdoos, kunnen daar voor deze
gelegenheid uitstekend gebruik van maken.
Wanneer men de noodige papieren let
ters heeft, kan het spel beginnen. Men ver
deelt de letters onder de aanwezigen en
degene, die beginnen moet, legt een
letter op tafel, bijvoorbeeld een L. De vol
gende speler denkt nu aan een woord, dat
met een L begint, bijvoorbeeld lang
werpt dus een
nu LA ziet liggen, denkt bijvoorbeeld aan
Lans en legt er een N bij, waarna het de
beurt van den vierden is, die misschien, als
hij LAN ziet liggen, aan Land denkt en er 'n
D bij legt, tot de volgende aan landmeter
denkt en er een M bij legt. Zoo gaat men
door tot er eindelijk iemand komt, die het
woord niet kan afmaken. Deze moet dan
een boete aan den pot betalen, terwijl zijn
beurt voorbijgaat. Degene, die er een letter
bijlegt, moet echter onder alle omstandig
heden een goed Hollandsch woord in ge
dachten hebben en het woord kunnen af
maken. Slaagt hij alleen hier in, dan heeft
hij ook alleen den pot gewonnen, anders
wordt deze onder hen verdeeld, die te
zamen het woord hebben afgemaakt.
Het is een echt onderhoudend en ge
zellig spel, dat bovendien ook nog leer
zaam is!
boom en viel hij achterover op den grond. Hij
probeerde weer op te staan, maar zijn voet
deed hem zoon geweldige pijn, dat hij er niet
in slaagde.
„Neem mijn jas. Piet,” zei hij tegen zijn
vriendje, die inmiddels op den oever was ge
klauterd. „Ik ben warm maar kan me niet be
wegen. Ik denk, dat ik mijn voet heb verstuikt.
We zullen samen hier moeten wachten tot er
iemand voorbijkomt.”
„Ik kan me niet bewegen, Jan, zoo stijf ben
ik. Maar jij hebt mijn leven gered, en daarom
krijg jij die mooie locomotief van mij, die ik
met Sinterklaas heb gehad,” mompelde Piet.
Toen viel hij van den doorgestanen schrik en
de koude bewusteloos naast zijn vriend op den
grond. Jan trok nu zijn jas uit en legde hem
over zijn vriend, om verder geduldig af te
wachten tot er hulp zou komen. Eindelijk, na
uren wachten en toen het reeds geheel donker
was geworden, zag hij tusschen de boomen door
lichten flikkeren en hoorde hij het geluid van
stemmen. Jan gaf een schreeuw van blijdschap.
„Daar zijn ze,” hoorde hij zijn vader roepen,
die met.den burgemeester en eenige andere be
woners van het stadje er op uitgetrokken was
om de jongens te zoeken. Voorzichtig werden
Jan en Piet opgenomen en spoedig lagen ze in
hun warme bed.
Het was eerste Kerstdag. Jan was in zoo
verre hersteld, dat hij in bed mocht opzitten.
Zijn moeder zat bij hem en las hem voor uit
een boek, dat hij voor zijn Kerstmis van zijn
ouders had gekregen.
Er werd getikt. „Mevrouw,” zei de binnen
tredende dienstbode, „hier is
huisknecht
gebracht.”
Moeder nam het pakje aan en las het adres.
„Het is voor jou, Jan,” zei ze toen. „Hier,
maak het maar gauw open."
Met bevende vingers maakte Jan het papier
los en vond toen in een fraai leeren étui een
prachtig gouden horloge. Er bovenop lag een
briefje. „Voor Jan Verheyen. Voor zijn moedige
redding van mijn zoon Piet. Van Piets vader.'
En aan de binnenzijde van het horloge stond
gegraveerd: „Voor bewezen moed en echte
vriendschap.”
„O, moeder,
riep Jan uit.
Op hetzelfde oogenblik hoorde hij roepen:
„Jan kijk eens door het raam.”
Hij deed het enzag in den achtertuin zijn
vader staan naast een prachtigen herdershond.
Een hond was steeds Jan zijn liefste wensch
geweest, waarvan hij dag en nacht droomde.
Hij was te verbluft en te gelukkig om iets te
kunnen zeggen en wuifde slechts naar zijn
vader als teeken van zijn blijdschap en dank
baarheid. Toen wendde hij zich met tranen in
zijn oogen tot zijn moeder en zei: „Moeder,
ik zal van af heden nóg meer voor mijn vrien
den en alle andere menschen over hebben."
Hetgeen zeker het beste voornemen was, dat
hij op Kerstmis maken kon!
een klein
ons land,
helderen, kouden namiddag zijn huis
verliet om te gaan schaatsenrijden. De blin
kende ijzers bengelden op zijn rug en hij floot,
flink doorstappend, een opgewekt wijsje, toen
hij zijn schoolkameraad Piet Willemsen, het
zoontje van den burgemeester, tegenkwam. Die.
had ook zijn schaatsen bij zich, omdat hij van
plan was te gaan rijden en samen togen zij nu
naar de Vliet, waar het ijs het best was.
Ze amuseerden zich terdege en het begon
reeds donker te worden, toen Piet, door den
schemer misleid, opeens in een wrak reed. Hij
klampte zich wanhopig aan den rand van het
steeds afbrokkelende ijs vast en riep luidkeels:
„Jan! Help! Help! Jan!”
Jan reed zoo snel mogelijk naar zijn vriend
toe en riep onderwijl: „Houd vast, Piet! Ik kom
zoo! Houd vast!” Vlak bij zijn vriend gekomen,
zwenkte hij scherp naar den walkant, brak een
langen, dikken tak van een overhangenden wilg
Natuurlijk denken jullie, dat dit portret geteekend
Het
gezet, d.w.z. gemaakt
versieringen die een r*“
voor een week- of dagblad, advertenties moet
zetten! Knap bedacht, hè?
af en stak dezen toen zijn vriend toe, die
zich aan vastgreep.
„Houd goed vast. Piet! Ik zal je naar den
kant trekken!”
Piet hield den tak vast en het gelukte zijn
vriend hem inderdaad naar den kant en op het
droge te trekken. Maar terwijl hij dit deed,
raakte zijn voet verward in de wortels van den