[i
I
fL
n
OF
f i-V
0 pv*
■i
in ~r w
i li'f
[<1
r
H
i h
hl
M Mi»/
L'
1 I
-Ju
1
z'
het haken ben vind je het erg, als het
rs xj
De neef: „Deze filmspeler is den laatsten
tijd erg vooruitgegaan.”
De lieve oude tante: „Ja, nietwaar Toen
ik hem de vorige maand zag, was hij nog
maar cow-boy.”
twintig gulden 1”
er aan
nu toch mijn dophoed!"
en Willy gebruiken
DE GOOCHELAARS-CLUB HEEFT EEN ONDER
LING DINEETJE.
Hij (die naar een belangrijke conferentie moet): „Waar voor den duivel is
Zij: „O ja, lieve, dat heb ik vergeten je te zeggen. Die is in de kinderkamer. Jan
De eigenaar van
zijn motor
Monteur: „Vijf en
„Wat mankeerde
„Geen benzine 1”
de garage: „Hoeveel heb je hem laten betalen voor de reparatie aan
belangrijke conferentie moet):
hem als knikkerpetje 1”
W7//A
De kleine Luusje: „Ik geloof vast, dat Dick
zijn geheugen heeft verloren. Dat is al den
tweeden keer, dat-ie zich vandaag wascht I”