N
I
S
I
anc
haa
de
zag
die
han
hou
voe
arri
her
H
w
Ik
h<
„1
F
J
hi
DOOR F1OR DA LISA
„Misschien
com
DE WINTER ALS KUNSTENAAR: IJSBLOEMEN OP HET MEER VAN ST. MORITZ.
vei
te
zu
lai
kr
Pr
bu
evi
hei
hel
qn
ve
gel
bas
teg
Ma
)e
be:
me
die
gel
drc
ha<
haa
ka
nii
D<
zo
de
bo
en
ee
do
hi
he
zor<
E
den
te ti
er
m
h:
om,
die
zien
ik e
F
..Ik
vro
die
stee
toe om haar armen om hem heen te slaan en
hem te troosten...
Eenigen tijd later werd de deur opnieuw ge
opend. Een sergeant met twee soldaten traden
binnen. De sergeant bleef bij de deur staan,
haalde een papier uit zijn zak. Toen keek hij
zoekend om zich heen en zei luid:
„Fred Rakhen!”
Elena keek op. ,,U moet voorkomen,'' zei’ze
verklarend tegen Fred. „We zien u nog wel
terug, denk ik. Het zal nog wel een paar uur
duren eer ze met de lijst komen en uw vonnis
zal gauw genoeg geveld zijn
Fred glimlachte tegen haar; toen begaf hij
zich naar de deur.
„Ben jij Fred Rakhen?” vroeg de sergeant
hem.
Rakhen antwoordde: „Jawel, kameraad!"
„Wat?” riep de sergeant uit. „Wat? Durf
jij mij kameraad te noemen?” En hij gaf Fred
zoo’n hevigen vuistslag in het gezicht, dat het
bloed uit zijn oogen en neus sprong en hij stellig
achterover gevallen zou zijn, ’indien een van
de soldaten, op het voorbeeld van zijn meer
dere, hem niet juist een stomp in den rug had
gegeven. „Kom mee, hond,” schold de sergeant.
„Het is, dat kameraad Nitchlo heeft gezegd,
dat-ie je héél wilde hebben, anders zou ik je
hier aan stukken hebben laten halen door mijn
mannen! Grijp hem maar goed beet, kerels,”
zei hij tegen zijn soldaten. „En denk er
als kameraad Nitchlo vraagt, hoe hij aan
blauwe oogen komt, dan is hij gevallen, hoor!
Gestruikeld, hoewel wij alle moeite hebben ge
daan om het te voorkomen,” besloot hij, ge
meen grijnzend.
Zoo werd Fred naar buiten gesleurd, niets
anders verwachtend of hij zou moeten terecht
staan voor zijn vergrijp tegen de revolution-
naire wetten van Chitelnitska. Door den ge
weldigen slag in zijn gezicht was hij eenigszins
verdoofd en zonder eigenlijk goed te beseffen,
hoe hij er gekomen was, stond hij eenige mi
nuten later tegenover den volkscommissaris
voor de voedselvoorziening. „Ha,” riep deze
uit, „daar is de Engelschman! Hoe maakt u
(Slot)
„Morgen is het onze beurt," zei Elena op
eens, nadat allen wel een half uur zwijgend
hadden zitten rooken. „O, ik wou dat ik bij het
doodsbed pocht staan van hen, die zóó'n groot
ongeluk over ons vaderland hebben gebracht...
De anderen knikten zwijgend en slechts nu
en dan maakte een van hen fluisterend een op
merking. Ze waren nu allen dicht bij elkaar
gaan zitten, en wachtten zoo tot de avond viel.
Toen strekten ze zich uit op den grond en
trachtten te slapen. Maar er was niemand,
wien het lukte... Midden in den nacht hoorde
Fred hoe Elena, die het dichtst bij hem lag,
als in koorts ijlde„Daar gaan ze,” sprak
ze met bevende stem, „de schimmen van de
martelarenVolkov, Matushka, Kazakov...
o, zien jullie ze niet
De anderen bewogen zich onrustig, maar er
was niemand, die een woord zei. Fred hoorde
slechts hun zuchten
Den volgenden morgen werd de deur van
het lokaal weer geopend.
„De lijst?” vroeg Fred fluisterend aan Elena.
Maar deze schudde haar hoofd. „Daar is het
nog te vroeg voor,” zei ze. „Misschien een
nieuwe gevangene
Ze had gelijk. Het was een jonge man, mis
schien nog iets jonger dan Fred, die naar binnen
geduwd werd. Hij bleef even bij de deur staan
en kwam toen resoluut naar voren. „Goeden
dag,” zei hij. „Mijn naam is Borkin. Het is zulk
mooi weer buiten, dat het eigenlijk jammer is,
nu hier opgesloten te worden. Enfin, het zal
niet lang duren. Dat heeft Nitchlo mij zelf ver
zekerd. Hij zei tegen me: „Het is maar voor
een paar dagen. Je zult het er goed hebben en
het betreuren, wanneer ze je komen halen, want
het zal je laatste uitstapje zijn...” Ik hoop maar,
dat het sneeuwt als ik terechtgesteld word. Ik
heb een hekel aan sneeuw en ik zal het dan
niet zoo erg vinden afscheid van de wereld
te nemen...” Hij lachte en keek uitdagend om
zich heen. Toen liet hij zich op den grond vallen
en begon te schreien... Hij had zich flink willen
houden, maar de emoties waren hem te sterk
geweest... Elena stond op en ging naar hem
het, mijnheer Rakhen?”
Fred was op eenige passen afstand van het
groote bureau blijven staan. In den spiegel
achter den commissaris zag hij zijn eigen ge
zicht; gezwollen en bedekt met bloed uit
zijn neus en oogen. Het meisje, dat weer
aan haar lessenaar in den hoek zat, staarde
hem verbaasd aan.
„Wat heb je hem gedaan?” vroeg zij Nitchlo.
„Idioot, je hebt hem zoo laten mishan
delen, dat zij hem niet eens meer herkennen
zal.”
„Mijn beste Saska, je hebt gehoord, wat ik
heb bevolen.” Nitchlo wendde zich met een
korte vraag tot den sergeant en de beide sol
daten.
„We kunnen er niets aan doen, kameraad,"
klonk het antwoord als uit één mond. „Hij is
onderweg gestruikeld!”
„Je hoort het, Saska,” zei de commissaris.
„Het is een ongeluk! Maar ze zal hem wel her
kennen! Maak je daar maar geen zorgen over.
We zullen hem laten wasschen als je dat wilt.
Een emmer water en een waschborstel zullen
hem weer als nieuw maken.”
Het meisje zei iets, dat op een vloek geleek
en het misschien ook wel was en bleef
Fred aanstaren. „Kwel hem nu niet meer," zei
ze toen. „Jullie hebt je woede nu voldoende
aan hem gekoeld!”
Nitchlo keek haar valsch lachend aan. „Ik
heb gedaan, wat ik je beloofd heb, Saska," zei
hij. „Je wilde hem hebben, en je hèbt hem. Hij
staat voor je!”
Het meisje gaf hem eerst geen antwoord.
Toen zei ze: „Nou, ik zal haar laten halen.
Maar als ze hem niet herkent, Nitchlo
Ze stond op en keek den commissaris dreigend
aan. Maar de/e lachte geruststellend tegen haar.
Saska verliet het vertrek. Nitchlo stond op
uit zijn diepen stoel, stak zijn handen in zijn
broekzakken en ging onverschillig naast zijn
bureau staan. „Ga zitten, mijnheer Rakhen,"
zei hij toen. „We hoeven nu geen formaliteiten
meer te gebruiken!”
Fred deed wat hem gezegd werd. Toen ver
stoutte hij zich te vragen: „Wie is dat meisje,
dat zij is gaan halen en waarom moest ik hier
komen?”
„Dat zul je wel zien,” grijnsde Nitchlo. „Je
blijkt anders een echte lady-killer te zijn! Als
ze je eenmaal hebben gezien, kunnen ze je blijk
baar niet meer vergeten!”
Fred haalde zijn schouders op. „Ik begrijp
u niet,” zei hij. „LI zult waarschijnlijk wel weer
probeeren achter den rug van uw meerderen
een of anderen lagen streek uit te halen
De commissaris zette groote oogen op. „Een
beetje meer beleefdheid zou je geen kwaad
doen, Engelschman,” zei hij toen dreigend.
„Och, verkoop geen onzin! Denk je soms,
dat ik’me laat intimideeren?" vroeg Fred. „Ik
woon hier lang genoeg om
Hij zweeg plotseling, omdat de deur werd
geopend en Saska, een meisje aan de hand, het
vertrek binnentrad. „Hier is ze," zei ze.
Het meisje, dat zij bij zich had, droeg een
jas van bont, waarvan de kraag zóó hoog was
opgezet, dat Fred onmogelijk haar gezicht kon
zien. Alleen haar oogen waren zichtbaar. Saska
wendde zich tot haar en vroeg, een blik op
Fred werpend: „Nu, is hij het of niet?”
Als eenig antwoord klonk er in den bont
kraag «en zonderling gegichel. Toen maakte
Saska den mantel van het meisje los en nu
hoorde Fred dat ze zei: „O zusje, ja, het is mijn
Engelschman! De mem, die tegen mij gelachen
heeft en die mijn plaatje heeft aangenomen.
Kijk eens naar hem, zusje. Is hij niet knap?
Fred was één en al verbazing. Het idiote