CpISHEIMZINNI
HO
I
HET
1
1
11
41
1
DOOR JAMES YLL1
Brod
antwoordde
te
onderdrukte
koi
hel
„Onzin, mijnheer? Erger! Véél erger! Het is tot op zekere hoogte misdadig
lm
i'"
i'"
i'"
u i
brc
Va
wc
gel
we
gra
hei
dat
om
na;
SC!
bru
feu
dat
vai
op
dé!
lat<
bel
ho<
lan
not
,.Z
uw
zijr
hij
wa
W
ner
Ee
ma
wa
sch
kei
wo
vai
lid
gee
I
u zelf spoedig genoeg
zich met deze taak be-
I
i
I 1
John Brod, de leider van het beroemde Lon-
densche detective-bureau, dat zijn cliënten spe
ciaal onder de upper ten van de Engelsche
hoofdstad telde, was met zijn eersten assistent
in een druk gesprek gewikkeld over een zeer
belangrijke en delicate zaak, die hun den
vorigen dag was toevertrouwd, toen er getikt
werd en een der secretaressen binnentrad.
„Mijnheer Edgar Rollasson wenscht u
spreken, mijnheer/' zei het kwieke meisje. „Hij
zegt, dat het een zeer dringende aangelegen
heid betreft.
De groote detective zuchtte. „We mógen dat
geval van Lady Waverley’s collier zeker niet
onder handen nemen, Lisser," zei hij. „Hoeveel
keer zijn we nu al niet gestoord, juist als we
daar eens rustig over wilden spreken? Maar
mijnheer Rollasson kunnen we niet laten wach
ten. Diè is nog belangrijker dan Lady Waver-
leyLaat mijnheer Rollasson binnenkomen,
juffrouw!’’
„Rollasson,” zei Lisser peinzend, toen de
secretaresse zich had verwijderd, „is dat niet
„Ja," viel Brod hem in de rede. „Dat is de
man van de Beurs. Hij trekt aan de touwtjes
en de anderen dansen, zooals hij trekt. Schat
rijk en
Hij zweeg, want er werd andermaal getikt en
mijnheer Rollasson trad binnen.
„Mijnheer Brod?” vroeg de bezoeker.
De detective stond op en begroette zijn cliënt
hoffelijk. „Om u te dienen, mijnheer Rol
lasson.
De bezoeker nam zenuwachtig plaats op den
hem aangeboden stoel en wierp een steelschen.
onderzoekenden blik naar de deur. Lisser haast
te zich, deze met den sleutel te sluiten. Rollas
son knikte voor dezen kleinen dienst dankbaar
tegen het jongemensch.
„Mijn naam is Rollasson, Edgar Rollasson,
zei hij toen. „U kent mij wel. denk ik. Mis
schien herinnert u zich trouwens nog, dat u een
paar jaar geleden een aantal effecten voor mijn
firma heeft opgespoord
stekend zakenman als hij was, bleek het hem
toch niet gemakkelijk te vallen om de moeilijk
heid. die hem naar den bekenden detective ge
dreven had, beknopt en tevens duidelijk uiteen
te zetten. Eindelijk sprak hij langzaam:
„Drie dagen geleden, mijnheer Brod, is mijn
broer met zijn vrouw en twee kinderen de stad
uitgegaan
„Waarheen, als ik vragen mag?”
„Naar Glendale, in Schotland. Ze zouden
eenigen tijd gaan logeeren in dat nieuwe hotel,
dat er vlak in de buurt gebouwd is. De „Scot
tish Inn”, heet het. Mijn broer zou echter
over een paar dagen weer terugkomen. Zijn
vrouw en kinderen zouden er ongeveer een
maand blijven
De detective knikte.
„Ik twijfelde geen oogenblik, of mijn broer
zou op den afgesproken tijd weer thuis zijn,
omdat een zakenkwestie, die ik hier tot mijn
spijt niet in details kan bespreken, zijn aan
wezigheid gisterenmorgen noodzakelijk
belangrijke of dringende aan-
Londenaar zou
courant las en
de race-auto’s i
„Ik herinner het mij,"
glimlachend.
„Juist. Ik ben bang, mijnheer Brod, dat ik
wederom van uw diensten gebruik zal moeten
maken.”
De speurder knikte kalm. „Wij zijn met ge
heel onze organisatie tot uw dienst, mijnheer
Rollasson," zei hij.
De bezoeker trok zijn stoel wat dichter naar
het groote bureau, waarachter de detective had
plaatsgenomen, en liet zijn stem zoo zeer dalen,
dat hij bijna fluisterde. Hij leunde wat voorover
en Brod zag duidelijk, dat er een uitdrukking
van gejaagdheid of van angst in zijn oogen was.
„Het gaat over mijn broer Dick,” vervolgde
de bezoeker. ,,U kent hem misschien wel, en
anders zult u wel eens van hem hebben ge
hoord.”
Brod knikte zwijgend en onderdrukte met
moeite een glimlach, omdat hij zich met geen
mogelijkheid een Londenaar zou kunnen voor
stellen, die een courant las en nooit gehoord
zou hebben van de race-auto’s en den renstal
van Dick Rollasson!
„Welnu, mijnheer,” vervolgde de bezoeker,
en hij stiet de woorden bijna uit, „mijn broer
is verdwenen!”
„Wat?” De detective schoot overeind in
zijn stoel. „Wat zegt u daar? Verdwenen?"
De ander knikte. „Het kan zijn,” vervolgde
hij, „dat ik mij niet geheel juist uitdruk, indien
ik zeg. dat hij verdwenen is, maar in ieder ge
val is hij dan toch uit de wereld der verstan
dige lieden verdwenen. Ik wil hiermee niet
positief zeggen, dat hij zijn verstand heeft ver
loren, hoewel er alle reden is om dat aan te
nemen. Doch dat zult
ontdekken, indien u
lasten wilt.”
„Natuurlijk. Als u mij de 'details wilt mede-
deelen, zal ik mijn best doen.”
De ander fronste even zijn voorhoofd. Uit
maakte
„Was het een
gelegenheid?”
„Zeer dringend én zeer belangrijk. Het gaat
over een transactie van bijna drie millioen.
Brod knikte. „En?” vroeg hij toen.
„Hij is niet teruggekomen. Dat is de zaak!’
viel Rollasson uit.
„U hebt hem zeker getelegrafeerd?”
„Natuurlijk En de antwoorden, die ik ont
ving, zijn absolute onzin, mijnheer Brod!"
„Dat wil zeggen, dat u dergelijke telegram
men niet van uw broer verwachtte?"
„Ze zijn zóó absoluut niets voor hem, dat ik
zou durven zweren, dat hij ze niet heeft ver
zonden! Een oogenblik. Hier is er een."
Rollasson zocht in den binnenzak van zijn
jacquet. „Ik telegrafeerde hem gisterenmorgen,
om te vragen, waarom hij den vorigen avond
niet was teruggekomen. En hij antwoordt: ..Het
is hier te mooi om weg te gaan. Wikkel jij de
zaak maar af’’!"
„En waarschijnlijk kunt u dit niet alleen?’
„Ik kan de zaken natuurlijk net zoo goed
afwikkelen als hij," antwoordde de bezoeker,
„maar er zijn een paar stukken, die hij zélf
moet onderteekenen. En de kwestie gaat over
een millioenen-bedrag! Het kan, betrekkelijk
gesproken, voor ons er op of er onder be-
teekenen!”
„En is u stellig overtuigd, dat hij betreffende
deze aangelegenheid niet van gedachten is ver
anderd en wenscht te blijven, waar hij is?"
vroeg Brod.
„Daar ben ik absoluut van overtuigd. Ik durf
dan ook zeggen, mijnheer Brod. en ik durf zelfs
met mijn gansche vermogen voor de juistheid
van deze bewering in te staan, dat mijn broer
tegen zijn wil in dat vervloekte hotel wordt
gehouden!”
„Dat is nogal boud gesproken, mijnheer Rol
lasson,” zei de detective. „Hebt u hem meer
dan éénmaal getelegrafeerd?'
„Lieve hemel! Het is me net, alsof ik hem
een heel jaar lang heb getelegrafeerd. Ik stuurde
hem een telegram, zoodra ik zijn antwoord
kreeg. Binnen twee uur had ik zijn antwoord
weer." Al sprekend haalde hij een andet for
mulier uit zijn zak. „Hij seinde slechts: „Houd
de zaak slepend, tot ik besluit terug te komen
„Hetgeen natuurlijk onzinik bedoel, niet
mogelijk is?"
„Onzin, mijnheer? Erger! Véél erger! Het is
tot op zekere hoogte misdadig! Deze aange
legenheid loopt reeds maanden. Eindelijk, deze
week, hebben wij de zaak geheel voor elkaar
gebracht. Als Dick vAndaag hier was geweest
zou alles nu reeds in orde zijn.Maar zónder
hem