F
l2
-•
4*
i, omdat
de pootige vrouw des huizes):
„Den hemel zij dank, dat jef gekomen bent1"
De Don Juan van
ik iederen dag langs haar geloopen
Het jongetje (trotsch wijzend op de pyramide van zand): „Ik heb mijn vader als
een Egyptischen koning begraven.”
de badplaats: „Ik heb geen geluk bij dat meisje. De laatste twee weken ben
1 i en zij heeft nog niet één keer geglimlacht.”
Vriend: „Sommige vrouwen hebben geen gevoel voor humor."
- 16 -
s: „ik hoet nou niet meer scho*
ik met Willem Meijer praat, moeder.”
Moeder: „Daar ben ik blij om.”
Jantje: „Willem zat achter mij en dan moest ik me altijd
omdraaien om wat tegen hem te zeggen en dat zag de
juffrouw natuurlijk.”
Moeder: „En dat doe je nu zeker niet meer?”
Jantje: „Nee, moeder. Ik zit nou achter Willem en nou
moet Atf zich omdraaien.”
van
gedacht
dong reiziger: „Denk er aan, dat het de laatste dag is van dit schit
terende aanbod I”
„Dat herinnert mij ergens aan, lieveje hebt er toch wel aan
een paar haringen in te pakken?"
i