Wat het boek interessant maakt, is dat Antonisse de
februariramp als een breuk in de tijd beschrijft.
De geïsoleerde eilandgemeenschappen worden via
dammen en bruggen in snel tempo verbonden
met de rest van Nederland en Europa. Zeeland
is na de Ramp niet langer een gebied waar
alle wegen letterlijk en figuurlijk doodlopen op
de dijk. De maatschappelijke en industriële
ontwikkeling van het gebied als gevolg van het
Deltaplan heeft een prominente plaats in het
boek, evenals overigens, de nadelige gevolgen die
deze ontwikkeling heeft voor de natuur.
Het doorlopende relaas van het boek wordt vaak
onderbroken door intermezzo's die nader ingaan
op deelaspecten: de redding van Colijnsplaat,
de Aktiegroep Oosterschelde Open en meer
nevenverhalen. Op zich interessant, maar ze
leiden af van de hoofdlijn. Ook de bijschriften bij
de foto's weiden soms uit over een bepaald
aspect. Sommige foto's hebben hierdoor een
uitgebreide toelichting, andere zijn blijkbaar zo
duidelijk dat ze het zonder bijschrift kunnen
stellen. Dit geeft het boek een rommelige indruk.
Al met al toch een waardevol boek voor hen die de
gebeurtenissen in 1953 nog eens in chronolo
gische willen nalezen, maar vooral ook voor hen
die de gebeurtenissen in een historische context
geplaatst willen zien.
A.H.L. Huiskes
Kees Slager, Hier was eens Capelle.
Kees Slager is met zijn boek over Capelle op
Duiveland uitgebreid in het nieuws gekomen. Dit
is vooral te danken aan het feit dat hij Capelle,
waar de verwoeste huizen niet meer opgebouwd
mochten worden, presenteert als het meest
recente verdronken dorp van Zeeland, en aan het
tragische verhaal van een pas geboren jongetje
dat in de rampnacht verdronk, volgens Slager het
1836stc slachtoffer van de Ramp. In beide geval
len is de werkelijkheid wat gecompliceerder. Ook
op Nieuwerkerk is in de rampnacht een pas
geboren jongetje verdronken, voordat hij in de
burgerlijke stand was ingeschreven. En er zijn wel
meer slachtoffers van de Ramp niet meegeteld:
mensen die op een evacuatieadres overleden aan
de gevolgen van de doorstane ellende.
Ook is Capelle niet het enige dorp geweest waar her
bouw van verwoeste huizen niet werd toege
staan. Dat lot deelde het onder meer met
Moriaanshoofd, Eikerzee, Nieuwerkerke (Schutje)
en Brijdorpe. In Eikerzee werd ook het mooie,
nauwelijks beschadigde zeventiende-eeuwse
kerkje afgebroken. Twee dorpjes zijn in 1953
zelfs geheel van de kaart verdwenen: Duivendijke
en Klaaskinderkerke; de resten werden eenvoudig
ondergeploegd. Over de bestuurlijke aspecten die
tot deze afbraak hebben geleid zegt Slager wei
nig. Hij houdt het bij de oral history van de
gewone man die anders nooit aan het woord
komt.
Dat neemt niet weg dat Slager met zijn boek een
waardig monument heeft opgericht voor het
dorpje, dat van alle plaatsen in Zeeland verhou
dingsgewijs het zwaarst door de Ramp werd
getroffen: onder de ruim honderd inwoners vie
len 42 slachtoffers. Slager heeft zoveel mogelijk
overlevenden uitgebreid geïnterviewd. Dit leverde
een fascinerend beeld op van een klein dorp
zonder kerk of school, maar mét een café, een
winkel en zelfs een zondagsschool, een hechte
gemeenschap waar de mensen intens met
elkaar meeleefden. Zelf merkt Slager al op, dat
de herinneringen door de weemoed wel wat
gekleurd kunnen zijn. Dan volgt het verhaal
van de Ramp zelf, die het dorpje, dat ver van
de zeedijk ligt, in de nacht letterlijk overviel.
De bewoners vluchtten naar de zolders van hun
huizen; de meeste slachtoffers zijn gevallen
doordat de huizen - grotendeels oude kleine
arbeidershuisjes - instortten.
Omdat de dorpsbewoners ook veel vertellen over het
dorpsleven vóór de Ramp komen de verhalen heel
direct over. Als lezer leef je met de gebeurtenis
sen mee omdat je het gevoel hebt de mensen
goed te kennen. Daarom is het jammer dat het
Boekbesprekingen
35