rijden en vrouwen die aardappels moesten
schillen. Die leveranties en diensten moesten
worden betaald, waar het geld dan ook vandaan
moest komen. Voor de administratie gebruikte
het militaire apparaat een speciaal systeem.
Iedere eenheid - regiment, bataljon, enz. - had
een bepaald administratienummer, het zoge
noemde 'Einheitsnummer'. Met de kennis van
deze nummers en hun plaatsbepaling kon de
troepenstructuur worden benaderd. 'Eindheits-
nummer' kwamen voor op nota's voor leveranties
en diensten. Ze vormden als het ware een
administratieve schakel tussen de Nederlandse
leveranciers of instanties, zoals waterleiding,
ziekenhuis, arbeidsbureaus en gemeentehuis, en
de Duitse 'Wehrmacht'. Om inzicht in het systeem
te krijgen, moesten die nummers bij de betrokken
instanties, voorzover mogelijk, worden opgehaald.
Daarvoor hadden we contactpersonen. We waren
daarop gekomen, doordat Jobse op het gemeen
tehuis van Aagtekerke, waar hij woonde, nota's
had gezien voor paard en tra cties door boeren.
Daarop kwam een nummer voor en bij voorzich
tig navragen bleek daar een systeem in te zitten.
Daar werd op voortgewerkt. Zo kregen we
'Einheitsnummer' van arbeidsbureaus en van
het waterleidingbedrijf. De röntgenafdeling van
het Middelburgse ziekenhuis kreeg veel Duitse
militairen op bezoek en via dokter Nauta lukte
het de daarbij horende nummers te krijgen. De
behandelende verpleegkundige knoopte aan de
bezoeken vaak een praatje vast om te constateren
waar de betrokkene gelegerd was en om verdere
bijzonderheden te weten te komen, die konden
worden genoteerd. Dit alles leidde tot een
duidelijk beeld van de troepensamenstelling in
het gebied.
Er waren meer methoden om inzicht te krijgen. Een
Middelburgse firma leverde op Walcheren het bier
aan de 'Wehrmacht', twee liter per persoon. Als
je de hoeveelheid per levering kon achterhalen,
kon de rekensom worden gemaakt en vergeleken
met andere gegevens. En zo kon je een bena
dering maken van het aantal militairen op
Walcheren. Begraafplaatsen waar op Duitse
graven het dienstonderdeel werd vermeld, waren
ook een bron.
'Inside-information' was het moeilijkst. Het lukte wel
om onopgemerkt in een gesprek gegevens te
vernemen: open ogen en oren. Een voorbeeld.
Soms werden burgers gedwongen wacht te lopen
bij Duitse installaties in verband met sabotage.
Zo moest Jobse een keer wachtlopen samen met
een militair. Hij maakte van de gelegenheid
gebruik om hem voorzichtig over zijn onderdeel
uit te horen.
Behalve de troepenstructuur waren ook de verde
digingswerken van belang. We waren uit veilig
heidsoverwegingen erg selectief met informatie
contacten, ook binnen de illegaliteit, maar soms
moest en kon je daarvan profiteren. Zo kon een
Middelburgse elektricien die bij de inrichting van
bunkers aan de kust was betrokken, daarover
nauwkeurige inlichtingen verschaffen. Belangrijk
was wat 7>ot»f-verspreider Johan Kodde, zoon
van de bekende burgemeester van Zoutelande,
deed. Hij had als opzichter van de Polder Wal
cheren toegang tot het kustgebied. Hij maakte
gedetailleerde tekeningen van de verdedigings
werken bij Westkapelle en Zoutelande (zie fig. 3).
Zo hadden we ook tekeningen van andere
objecten, onder meer van Vlissingen en Breskens
en omgeving. Toen ik onlangs onderzoek deed
in het omvangrijke Albrechtarchief bij het niod,
trof ik daar onder meer de originelen aan
van tekeningen en berichten waarvan het film
materiaal destijds is verzonden. Het archief is
een 'mer a boire' voor nader onderzoek, ook over
het werk in Zeeland.
Wat deden we met de verzamelde informatie?
Wekelijks kwamen Jobse en ik samen om rapport
op te maken. Een van ons ging daarna het
rapport afleveren op het Albrechtcontactadres in
Rotterdam. Soms was een tussentijdse rapportage
nodig. In feite was het nogal ambachtelijk werk.
De veiligheidsrisico's brachten er wel eens
spanning in. Toen het front Nederland naderde
en het vooral ging om actuele informatie -
urgente vragen over de Scheldemonding bijvoor
beeld - kwamen de verbindingen sterk onder
druk te staan. De maandag vóór Dolle Dinsdag,
6 september 1944, kon ik nog, tussen weg
trekkende nsb-burgemeesters, voor het laatst
per trein naar Rotterdam. Met de grootste moeite
kon ik de volgende dag Zeeland weer bereiken.
Met de stagnatie van het front en de hergroe
pering van de Duitsers in Brabant was de verbin
ding met Rotterdam verbroken. Hoe nu verder?
De groep zat dringend verlegen om nieuws uit
Zeeland, zoals ook bleek uit enkele brandbrieven
die Brouwer ons via een koerierster stuurde die
met een Rode-Kruisboot naar Zeeland kwam.
Als alles was gegaan zoals de opzet was, zou
onze zender hebben gewerkt, maar die faalde
zoals we zagen.