van de schrijver - hij kon het weten - óf zich
bij de eerste de beste gelegenheid van de kolonie
ontdoen, óf onverwijld met Engeland een ruiling
van grondgebied overeenkomen.
Pas in 1865 werden de onderhandelingen met
Engeland hervat en kreeg Nagtglas van de mi
nister het verzoek naar Eonden te reizen om
namens de Nederlandse regering te onderhan
delen over gebiedsruil. Deze onderhandelingen
voerde hij met succes, samen met mr. A.A. Baron
Bentinck, Zijne Majesteits gezant te Eonden.
Het resultaat was de opstelling van het 'Traktaat',
waarin door uitruil van grondgebied de nieuwe
grenzen werden vastgesteld.
Tegen alle verwachtingen in heeft het 'Traktaat'
voor Nederland rampzalige gevolgen gehad. Er
ontstonden ernstige ongeregeldheden, daar
men verzuimd had de plaatselijke bevolking in
te lichten en hen naar een oordeel te vragen.
Gouverneur Boers, de opvolger van Nagtglas, liet
geweld gebruiken, toen bij het hijsen van de
Nederlandse vlag de met geweren bewapende
inheemsen zich bleven verzetten. Het krom
(negerdorp) Commendah werd in de as gelegd
door granaten, afgevuurd vanaf Z.M. schroef-
stoomschip Het Metalen Kruis, met aan boord
gouverneur Boers. Het schip lag voor de
kust ter ondersteuning van de overdracht. De
Commendezen waren de bossen in gevlucht en
bereidden een aanval op Elmina voor. Twee
maanden heeft een strijdmacht van 1 5.000 man
Elmina belegerd. Vanuit Nederland stuurde het
Ministerie van Marine z.M. schroefstoomschip
Amstel naar de Goudkust en uiteindelijk werd
de aanval op Elmina afgeslagen.
Opnieuw kreeg Nagtglas het verzoek om als rege
ringscommissaris naar de Goudkust te gaan om
gouverneur Boers te vervangen. Nog geen twee
weken na zijn aankomst in Elmina had er een
incident plaats met grote gevolgen. Een sloep
van de Amstel, ter verkenning uitgestuurd
naar de kust van Commendah, sloeg om in de
hoge branding en een deel van de bemanning
verdronk. Van de vier marinemannen, een officier
en drie matrozen, die zwemmend de kust bereik
ten, werd één matroos doodgeschoten en de
andere vier werden gevangen genomen.15 Daarna
ontrolde zich een 'staaltje' wreedheid van de
inboorlingen. De gevangenen werden naakt aan
de koning tentoongesteld en vervolgens met
krammen om de polsen vastgenageld aan om
gehakte palmbomen. Van de doodgeschoten
matroos was de hoofdhuid gescalpeerd en dit
dodenmasker werd, onder luid gejuich, over het
hoofd van de geknevelde marineman getrokken
'zodanig dat mijn gelaat verborgen was en
ik lucht en licht ontving door zijn ooggaten en
neus en mond, terwijl ik zo moest blijven liggen
onder daverend getier en geschreeuw'.16 Tijdens
deze behandeling werd de matroos geslagen met
de op een stok gestoken afgesneden hand van
de doodgeschoten matroos. Alle vier ondergingen
eenzelfde behandeling.
In een brief van juni 1869 tekent Nagtglas protest
aan bij zijn Engelse collega, gouverneur Kennedy.
Hij meldt de gevangenneming en de wreedheden
die de Nederlandse militairen overkomen zijn
in gebied dat onder Brits protectoraat staat.
Kennedy bemiddelde, met als resultaat dat de
gevangenen voor het eerst in vier dagen te eten
kregen en een Engelse arts hun verwondingen
mocht verzorgen. Na een vergadering van de
opperhoofden werd besloten de matrozen niet
te onthoofden, maar een losgeld te eisen. Het
losgeld werd bepaald op 800 ons goud (ongeveer
32.000 gulden) en enige vaten rum en tabak.17
Na bemiddeling van de Engelse arts kwam men,
na een maand gevangenschap van de matrozen,
tot overeenstemming en werden de matrozen
door de Nederlandse regering vrijgekocht voor
300 ons goud (ongeveer 12.000 gulden), maar
zonder rum en tabak.
Deze gebeurtenis wekte in het moederland zoveel
verontwaardiging op dat de oorlogsbodem
z.M. stoomschip Vice Admiraal Koopman ter
assistentie van de Amstel naar de Goudkust
gezonden werd. Dan breekt er een heuse oorlog
uit. De oorlogshandelingen, die drie maanden
duurden, zijn uitvoerig vastgelegd in een rapport.
Hierin beschrijft de commandant van de marine-
landingsdivisie de verrichtingen van de oor
logsbodems tijdens 'de tuchtiging' van het
Commendahgebied. Aan boord van de Vice
Admiraal Koopman waren de commissaris van
de Nederlandse regering, de gouverneur Nagtglas
die vergezeld werd door enkele ambtenaren, en
de vroegere koning van Commendah met enig
gevolg. Uit de bemanningen van beide schepen
werden twee landingsdivisies samengesteld.
Bovendien accepteerde de gouverneur het aan
bod van de koning van Equaffo, een bevriend
koninkrijk gelegen in de nabijheid van Elmina,
om met honderd krijgers aan Nederlandse zijde
mee te strijden tegen de Commendezen. Dat aan
de uitrusting van de manschappen veel waarde
werd gehecht, blijkt uit de zeer nauwkeurige
omschrijving:
66
C.J.M. Nagtglas