jBiiiiMrjti had en dat daarover gepraat werd, in elk geval met de predikant. Voor er Avondmaal gehouden werd, ging de afgescheiden dominee bij de gemeenteleden op huisbezoek en er was ook een 'lidmatencatechisatie'.8 Uiteraard hebben de hervormden in Serooskerke van deze dingen kennisgenomen en mogelijk zijn zij, of althans de kerkenraadsleden, erdoor beïnvloed. In de hervormde gemeente kwamen in 1864 veel arbeiders amper naar de kerk en de boeren in de kerkenraad besloten in dat jaar dat ze hun personeel daarop zouden aanspreken. De hervormden hadden pas een nieuwe predikant, die duidelijk van orthodoxe huize was. Misschien was de aansporing een initiatief van deze predikant, maar het kan ook zijn dat hij net als de afgescheidenen het persoonlijk geloof benadrukte, zodat bepaalde mensen erdoor afgeschrikt werden en juist niet meer naar de kerk kwamen. Anderzijds was er door de vestiging van een afgescheiden gemeente in Serooskerke een concurrentieverhouding ontstaan, concurrentie in orthodoxie wel te verstaan. Hervormden begonnen nu weer over te gaan naar de afgescheidenen - hun aantal groeide tot 117 van de 1.026 inwoners in 1869. In 1876 dreigde de hervormde zondagsschool leeg te lopen, doordat de ouders hun kinderen naar de afgescheiden zondagsschool lieten gaan. Om dit verloop tegen te gaan, stelde de hervormde kerkenraad de zondagsschool onder strengere controle en werden alle ouders in de dorpskom opgewekt hun kinderen ernaar toe te sturen. In 1882 verzocht de hervormde kerken raad de burgemeester om op derde Pinksterdag 'het gewone volksfeest' niet door te laten gaan of in elk geval de herbergen om tien uur te laten sluiten.9 In de tweede plaats waren de afgescheidenen democratischer dan de hervormden. Dat was geheel conform de teneur van de Afscheiding, die een beweging was van eenvoudige gelovigen die mondiger werden ten opzichte van de predikanten. In hun gemeenten stemden de mansleden over nieuwe kerkenraadsleden - uit een tweetal dat de kerkenraad opstelde - maar al in 1867 gingen er stemmen op om nog democratischer te kiezen en ook dat tweetal door de leden te laten bepalen. Dit ging echter niet door. Bij de hervormden kozen de kerken raadsleden, gezeten boeren en een enkele middenstander, hun eigen opvolgers en ook de te beroepen predikant. De gelegenheid om een democratischer kiescollege te vormen, lieten de hervormden van Serooskerke in 1871 ongebruikt aan zich voorbijgaan. Driekwart van de leden koos ervoor die beslissing aan de kerkenraad te houden. In de derde plaats zijn er aanwijzingen dat de democratische inslag van de afgescheidenen gebotst heeft met de aspiraties van de gezeten boerenstand, waarvan de leden traditioneel gewend waren bestuursposten te bekleden in kerkenraden en als schout en schepenen (later burgemeester en wethouders) en sinds 1816 ook als leden van de gemeenteraad. Van de twee grote boeren onder de afgescheidenen, Philippus Six en Lein Maas, behoorde met name de laatste tot de boerenelite van Serooskerke. Maas (1792) was wethouder en een van de rijkste inwoners (zie tabel 1). Maas' schoonvader, de vader van zijn tweede vrouw, was Adriaan Louwerse, de boer met het meeste grondbezit in Serooskerke. Kort nadat Maas in 1848 overleed, werd een zoon uit zijn eerste huwelijk, Abraham (1819) raadslid. Daarvoor was de steun nodig van de rest van de boerenelite van het dorp. Met die (hervormde) elite had Maas jr. nauwe banden: zijn vrouw Jannetje Huijsman behoorde tot het uitgebreide familienetwerk Huijsman-Melis dat bestond uit gegoede boeren en geworteld was in de dorpen Serooskerke en Grijpskerke, waaraan het al drie burgemeesters geleverd had. In 1864, het jaar dat de afgescheiden gemeente gesticht werd, werd Abraham Maas weer her vormd. Mogelijk wilde hij kans maken op het wethouderschap in een gemeenteraad met verder alleen hervormde leden. Maar het kan ook een reactie geweest zijn op het feit dat niet hij in de nieuwe afgescheiden kerkenraad was gekozen, maar drie kleinere boeren. Twee ervan waren de broers De Wolf, neefs en erfgenamen van Philippus Six. Waren de afgescheidenen 'bunzig' van figuren uit de dorpselite? In 1867 werd Willem Maas, een familielid van Abraham, ge kozen tot ouderling bij de afgescheidenen. Een arbeider protesteerde echter tegen de manier van stemmen, waarop de stemming werd overgedaan en iemand anders ouderling werd. In elk geval werd de keuze van Abraham Maas - die door erfdeling met zeven broers en zusters niet meer zo rijk was als zijn vader - voor de hervormde elite in 1866 bezegeld, toen een zoon en een dochter van hem trouwden met telgen uit de familie Melis. Veel later werd Maas inderdaad wethouder.10 De Doleantie in Serooskerke 91

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2003 | | pagina 13