j^ll III Ml II I burgemeester, de één te Serooskerke, de ander in de naburige, ook door gereformeerden gedomineerde gemeente Vrouwenpolder.23 Een bloeiende gemeenschap Het aantal inwoners van Serooskerke nam tussen 1889 en 1919 snel toe: van 1.224 tot 1.661, vooral in de periode tot aan de Eerste Wereldoorlog. Dat kwam mede doordat heel wat landarbeiders van de hoogconjunctuur in de landbouw na 1895 profiteerden door het in pacht nemen of kopen van land. In 1886 had trouwens al een kwart van de landarbeiders zo'n halve hectare land aan zichzelf. Serooskerke werd ook, voor Walcherse begrippen, een op sociaal gebied progressieve gemeenschap. Vanaf 1892 valt in de kerkenraadsnotulen van de dolerende gemeente te lezen dat boeren die hun personeel slecht behandelden, op de vingers getikt werden. Veel van de landarbeiders met eigen land werden na enige tijd klein-landbouwer en andere land arbeiders kwamen voor hen in de plaats. Van de 747 gezinshoofden (en echtgenotes) die aan het begin van 1910 te Serooskerke woonden, was ruim 60 procent buiten de gemeente geboren. Voor een deel was die toestroom recent, voor een ander deel ging het om nieuwkomers uit met name de jaren 1860 en 1870. De hervorm den waren voor 67 procent elders geboren, de gereformeerden voor 'maar' 56 procent. Ten dele kwam dat misschien omdat overig Walcheren minder overwegend gereformeerd was dan Serooskerke: de kans dat een nieuwkomer hervormd was, was simpelweg groter. Maar het verschil had ook te maken met de voorkeur van de oorspronkelijk Serooskerkse boerenfamilies voor de Doleantie. Van de gereformeerde boeren en boerinnen buiten de dorpskom was 58 procent buiten de gemeente Serooskerke geboren, terwijl dat bij hun hervormde stand genoten maar liefst 82 procent was. De groep hervormde boeren was niet groot en hun zoons en dochters waren voor het vinden van een her vormde partner feitelijk aangewezen op de dor pen in de omgeving.24 Serooskerke droeg in de twintigste eeuw langdurig het stempel een gereformeerd dorp te zijn. De hervormden waren een minderheid, voelden zich minder in tel en pasten zich ten dele ook aan de Kuyperiaanse inslag van hun dorpsgenoten aan. Het organisatieleven bloeide in Serooskerke en nog steeds wordt deelname aan het verenigings leven er beschouwd als de aangewezen manier Figuur 3. Dc kerkenraad van de Gereformeerde Kerk van Serooskerke na de ineensmelting' van de afgescheiden en de dolerende gemeenten in 1897. Staand v.l.n.r.: W. Francke, A. Spruijt Schuman, P. Coppoolse en P. Abrahamse. Zittend: L. de Rijke, W. Melis, ds. S. de Jager, J. Simonse en P. de Visser. Coppoolse, De Jager en De Rijke kwamen uit de afgescheiden gemeente. De Rijke was bezoeker van orthodoxe 'gezelschap pen', aldus de overlevering. Uit schriftelijke bron is over zulke gezelschappen te Serooskerke niets bekend.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2003 | | pagina 21