voor buitenstaanders om in het dorp te inte
greren. De opname van Serooskerke in de
gereformeerde wereld zorgde ervoor, samen met
de relatieve zelfstandigheid van de plaatselijke
landarbeiders, dat het dorp een brandpunt werd
van de christelijk-sociale beweging. In 1910 werd
een invloedrijke afdeling van 'Patrimonium'
gesticht en in 1918 kwam er de eerste afdeling
van de landarbeidersbond van het CNV in
Midden-Zeeland tot stand. In deze progressiviteit
vinden we mijns inziens zowel de vooruitstre
vendheid van de dolerenden als de democratische
gezindheid van de afgescheidenen van Seroos
kerke terug.25
De zelfgenoegzaamheid die de Serooskerkse bevol
king nog tot ver in het laatste kwart van de
twintigste eeuw kenmerkte, moet iets te maken
hebben met de trots die men vroeger in de eeuw
ervoer over de eigen, bloeiende dorpsgemeen
schap. Men lag er op economisch en sociaal
gebied vóór op de dorpen in de omgeving.
Uiteraard werd deze houding ook en misschien
wel vooral bepaald door het Kuyperiaanse
collectivisme en triomfalisme van de gereformeer
de meerderheid. Misschien droegen ook oudere
elementen eraan bij: de trots van een succesvolle
boerenstand, de solidariteit zoals die traditioneel
in boerenfamilies gebruikelijk was en de afweer
van een negentiende-eeuwse dorpsgemeenschap
tegenover buitenstaanders. De 'moderniteit'
van Serooskerke droeg een agrarisch stempel:
ze wortelde immers in de jaren tussen 1860 en
1920, toen de samenleving nog volledig agrarisch
was. Inmiddels is men 'ingehaald' door andere
vormen van moderniteit en dat verklaart mis
schien waarom in de zelfgenoegzaamheid soms
ook iets van afweer te proeven is.26
Besluit
Bij de Doleantie te Serooskerke speelde de
Afscheiding uit de jaren 1830 mogelijk een
voorbereidende rol: de hervormden moesten
concurreren met een striktere handhaving van de
christelijke normen in de afgescheiden gemeente
ter plaatse. Een voorbereidende rol van conflicten
over de kerkvoogdij of over het onderwijs ontbrak
echter. Hervormd Serooskerke was orthodox en
zoals Van Rooden voor andere plaatsen aangeeft,
was het conflict in 1887 een kwestie van loyali
teit aan landelijke voormannen, waarbij de
rol van twijfelaar ds. Peter waarschijnlijk cruciaal
was. Mogelijk was ook een afwisseling van gene
raties van belang - daar zou onderzoek in andere
plaatsen meer over kunnen leren - en zeker
ook banden van loyaliteit aan families. De eigen
familie en de schoonfamilie waren in verband
met het erven van land, direct verbonden met
status en inkomen, van groot belang voor de
negentiende-eeuwse lokale elite. En deze elite
bepaalde via de kerkelijke colleges grotendeels
of de Doleantie al dan niet nagevolgd werd.
Binnen de rijkste families bewerkstelligde de
Doleantie zelden een breuk tussen vader en zoon
of tussen schoonvader en schoonzoon.
De plaatselijke sociaal-economische omstandigheden
waren dus van belang voor het verloop van de
Doleantie in Serooskerke. Ze waren geen oorzaak
of aanleiding, maar bepaalden wel mede wie
gereformeerd werd en wie hervormd bleef. Net
als in Ottoland werden de rijkere boeren in
Serooskerke gereformeerd, in elk geval voorzover
zij tot de oorspronkelijke bevolking behoorden of
zij in deze gezeten boerenfamilies ingetrouwd
waren. Families die niet of veel minder loyaliteits
banden hadden met de centrale familienetwerken
ter plekke, vulden hun plaats op in de hervormde
leidersgroep. De tegenstellingen tussen de
nieuwkomers onder de boeren en de oorspronke
lijke Serooskerkse boerenfamilies waren trouwens
niet groot: zonder de Doleantie zouden ze
zich waarschijnlijk na verloop van tijd opgelost
hebben. Nu werden ze geaccentueerd doordat
hervormden en gereformeerden vooral binnen
de eigen kerk trouwden.27
Het verhaal over de Doleantie in Serooskerke beves
tigt ook de these van Ü.Th. Kuyper dat stijging
en daling binnen de boerenstand van invloed
waren op de keuze voor of tegen de Hervormde
Kerk. Families spiegelden zich aan het aanzien
van vorige generaties en dat aanzien werd geacht
vertaald te worden in de plaatselijke bestuurs
functies. De rijksoverheid en ambtelijke kerkelijke
lichamen bemoeiden zich echter meer en meer
met de lokale situatie. De leiders van de Seroos
kerkse Doleantie waren precies als in Ottoland
'personen met macht van slechts lokale reikwijd
te, die in toenemende mate in conflict (waren)
gekomen met mensen met meer omvattende
macht' op hogere niveaus. Het grote voorbeeld
daarvan is de gefnuikte ambitie van Pieter Melis
in de richting van het burgemeesterschap.
Bij de hervormde leidersgroep zien we juist
enkele 'dalers' een vooraanstaande rol spelen,
G. Geschiere en A. Louwerse, terwijl enkele
rijkeren de Hervormde Kerk op de achtergrond
steunden.28
100
De Doleantie in Serooskerke