Toen een telg uit de familie Melis honderd jaar na de Doleantie probeerde de tegenstelling tussen gereformeerden en hervormden te relativeren, verwees hij ernaar dat de Serooskerkse bevolking een 'lijdzame mentaliteit' bezat. Inderdaad lijkt volgzaamheid een karaktertrek van zowel de gereformeerde als de hervormde gemeenschap in het dorp. Het Samen-Op-Weg-proces slaagde in de jaren kort voor en na 2000 alleen maar, omdat beide gemeenschappen de landelijke richtlijnen daarvoor braaf opvolgden, terwijl de hervormden bijvoorbeeld erg gefrustreerd waren over de als vanzelfsprekende dominantie van de gereformeerden gedurende de hele twintigste eeuw én tijdens het proces van samengaan.29 De volgzaamheid aan beide zijden is mijns inziens historisch verklaarbaar. In de hervormde gemeen te bleef het type geloofsbeleving van voorgaande eeuwen bestaan, waarin niet openlijk over het persoonlijke geloofsleven gepraat werd. Men luistert, stemt in met de predikant (of niet) en het geloof blijft strikt persoonlijk. Een accent op het verwoorden van het persoonlijk geloof legden oorspronkelijk vooral de afgescheidenen en zeker ook de leiders van de Doleantie, maar juist via die laatste beweging kwam de oude vorm van geloofsbeleving toch weer in de Gereformeerde Kerk terecht. De massa van de hervormden ging immers in navolging van plaatselijke leiders en om kerkpolitieke redenen de kerk uit. Eenmaal deel uitmakend van de Gereformeerde Kerk, werden zij bij de hand genomen door de theologie van Abraham Kuyper met haar accent op een heilige gemeente, op actie voor kerk en maatschappij en op het discussiëren over objectieve zaken, niet over subjectieve zoals de relatie tussen het kerklid en God. Dit kerkmodel bewerkstelligde - zeker op de traditioneel-hervormde basis van veel kerk leden die doleerden - een volgzaamheid van een activistisch type, die echter toch volqzaamheid bleef.30 Noten 1 L.J. Kool-Blokland, 'De verbeelding van het verleden'. Zeeland 11/4 (2002) 121-124; J. Zwemer, 'Pleidooi voor een vleugje culturele antropologie'. Zeeland 11/2 (2002) 41-46. 2 De grote calvinistische kerk in Nederland heette (sinds 1816) de Nederlandse Hervormde Kerk. Belangrijkste afsplitsingen ervan waren de Afscheiding (1834) en de Doleantie (1886/1887). De leden van de Christelijk Afgescheiden gemeenten en de gemeenten die uit de Doleantie voortkwamen, vormden vanaf 1892 samen de Gereformeerde Kerken in Nederland. 3 J. Verrips, En boven de polder de hemel. Een antropolo gische studie van een Nederlands dorp 1850-1971. Groningen 1993, 54 (grondbezit), 87 (rol verwantschap), 231, 234. 4 J.C. Rullmann, De Doleantie in de Nederlandsche Hervormde kerk der negentiende eeuw. Amsterdam 1916; B.J. de Meij, Serooskerke (Walcheren). Zijn burgerlijke en kerkelijke geschiedenis. Middelburg 1918, 104-109; A. Prinsen, 'De Doleantie in Serooskerke'. Nehalennia 62 (1986) 3-15. 5 P. van Rooden, Religieuze regimes. Over godsdienst en maatschappij in Nederland, 1570-1990. Amsterdam 1996, 167, 187, 188, 194-197; J.C.H. Blom, 'Vernietigende kracht en nieuwe vergezichten. Het onderzoeksproject verzuiling op lokaal niveau geëvalueerd'. In: J.C.H. Blom en J. Talsma (red.), De verzuiling voorbij. Godsdienst, stand en natie in de lange negentiende eeuw. Amsterdam 2000, 203-236, aldaar 220, 228. 6 D. Th. Kuiper, Tussen observatie en participatie. Twee eeuwen gereformeerde en antirevolutionaire wereld in ontwikkelingsperspectief. Hilversum 2002, 31 (sociale positie) en 40 (mengeling); Verrips, En boven de polder, 87-90. 7 Ook C. de Gast concludeerde in De Afscheiding van 1835 in Almkerk en Emmichoven, Tilburg 1984, dat de afge scheidenen daar uit alle lagen van de bevolking afkomstig waren; A. Geschiere, Het leven van den Walcherschen boer gedurende de laatste twee eeuwen. Bruinisse 1932, 30-32. 8 Zeeuws Archief, archief Gereformeerde Kerk Serooskerke, Notulenboek Chr. Afg. Gem. Serooskerke, inv.nr. A 1. 9 Zeeuws Archief, archief hervormde gemeente Serooskerke, Notulenboek 1864-1878, inv.nr. 7. 10 Het betrof twee kinderen van Adrïaan Melis van de Korenbloem. Een van die huwelijken eindigde trouwens in een scheiding, wat destijds zeldzaam was. 11 Zoals A.P.A. du Cloux, F.L. Rutgers, A. Mc Pherson en Ringnalda. 12 In het Serooskerkse 'Register op het beheer der kerkelijke goederen en fondsen' uit 1870 werd het beheer onder toezicht van de provinciale en landelijke colleges van toe zicht gesteld. Ten tijde van het beëindigen van de notulen De Doleantie in Serooskerke 101

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2003 | | pagina 27