van de kerkvoogdij in 1881, was de later dolerende P. Tavenier secretaris van dit lichaam, de leider van de Doleantie P. Melis jr. voorzitter. Zeeuws Archief, archief hervormde gemeente Serooskerke, Notulenboek kerkvoog dij 1864-1883, inv.nr. 64; Verrips, En boven de polder, 67-70 (vrij beheer), 74-76 (ontwijkend gedrag); Kuiper, Tussen observatie en participatie, 32 (Friesland). In 1885 deden de afgescheidenen te Serooskerke niét aan voorafspraak bij de raadsverkiezingen. 13 H. Hendrikse en F. van den Driest, Veere in oude ansichten. Deel 2. Zaltbommel 1975, afbeelding 62; Zeeuws Archief, archief hervormde gemeente Serooskerke, Notulen Kerkvoogdij 16-5-1877, inv.nr. 64; In de notulen van het college van notabelen is geen duidelijk spoor van onenigheid te ontdekken vóór de Doleantie. 14 Geschiere, Het leven van den Walcherschen boer, 32, 33; Ch. de Coster, Zeeland door de bril van 1873. Amsterdam/ Antwerpen 1905, 73 (vert, van LaZéiande, 1874). 15 Al op 8 januari 1886 bedankten de rijke boer Simon Meijersvan Olmenveld en zijn zoons Willem en Abraham voor het lidmaatschap van de hervormde gemeente. Zeeuws Archief, archief hervormde gemeente Serooskerke, Notulen kerkeraad 8-1-1886 en 6-4-1887. Tot april 1887 volgde niemand hun voorbeeld. 16 Geschiere, Het leven van den Walchersen boer, 31, 32 (K. Huijsman); De directe belastingen waren samengesteld uit grondbelasting, patentbelasting (voor middenstanders) en personele belasting. De laatste werd geheven naar 'grondslagen van welstand'; huishuur, meubilair, huis personeel. Tabel 1 is ontleend aan de kadastrale tafels van 1832. De zestien boeren met de meeste eigen grond hadden toen samen 28 procent van de grond van Serooskerke in handen. Veertien boeren bezaten tussen vijf en twaalf hectare, een tussengroep met twaalf tot zeventien hectare ontbrak. De zestien waren dus een categorie apart. Een deel van hen had ook land buiten de gemeente Serooskerke, A. Louwerse had bijvoorbeeld veel land in Gapinge. 17 Mededeling W. Sanderse te Serooskerke (eigen overtuiging arbeiders). De ledeboerianen, ook wel oud-gereformeerden genoemd, waren in de tijd van de Afscheiding én naderhand uit de Flervormde Kerk getreden, maar niet toegetreden tot de Chr. Afgescheiden Gemeenten. Zij volgden ds. L.G.C. Ledeboer uit Benthuizen en hadden eigen 'oefenaars', leken-voorgangers. Hun nazaten vormden de Gereformeerde Gemeenten. 18 Melis, die zes stemmen minder haalde dan De Wolf, diende een bezwaarschrift tegen de verkiezing in, dat niet ontvankelijk werd verklaard. In januari 1888 kwam hij toch weer in de raad, blijkbaar na voorafspraak tussen de dolerenden en met steun van enkele hervormden. Voorafspraak vond waarschijnlijk plaats bij familievisites en kerkelijke vergaderingen, op de wekelijkse marktdag waar de boeren heen gingen of tussen genabuurde boeren onderling. Zeeuws Archief, archief van de gemeente Serooskerke, In- en uitgaande stukken van B en w, 1879, 1881, 1885, 1887 en 1888; In Drenthe en Groningen kregen de lokale afgescheidenen pas een band met de arp in de jaren 1880. De Jong denkt dat dit kwam door hun 'geïsoleerde positie'. R. de Jong, 'De som van de delen? Politiek en bestuur op lokaal niveau in de tweede helft van de negentiende eeuw'. In: Blom en Talsma, De verzuiling voorbij, 154-170, aldaar 163; Waren de Serooskerkse afgescheidenen nóg geïsoleerder? In elk geval dachten ze minder verzuild. Op Walcheren waren heel wat gereformeerde boeren uit de afgescheiden traditie lid van de neutrale boerenorganisatie zlm. De ledeboerianen hadden niets dat op een zuil leek, slechts een kerkverband zonder centrale organen. 19 Mededelingen A. Maljaars Az. te Vrouwenpolder; P. Priester, Geschiedenis van de Zeeuwse landbouw circa 1600-1910. 't Goy-Flouten 1998, 89 (conservatisme), 737 (kunstmestgebruik); PJ. Bouman, Geschiedenis van den Zeeuwschen landbouw in de negentiende en twintigste eeuw. Wageningen 1946, 195 (guano); Opvallend is dat in de jaren 1860 en '70 drie boeren uit het noordelijke deel van Serooskerke wethouder werden: B. Brouwer, J. Louwerse Az. en Chr. Geerse. Sinds 1825 waren er nog maar één of twee andere wethouders uit dit deel van de gemeente gekomen. 20 Zeeuws Archief, archief Provinciebestuur Zeeland, Stukken over 1878 uit het Kabinetsarchief van de Commissaris des Konings in Zeeland, inv.nr. 388,1Een andere tak van de Geschieres, met een dochter van Adriaan Louwerse sr. als stammoeder, kreeg te Grijpskerke een zeer vooraan staande positie in de lokale boerenelite. Deze familie werd gereformeerd. 21 Jan Louwerse werd na zijn overlijden erg geprezen door burgemeester Pieter Melis Pzn. Zeeuws Archief, archief hervormde gemeente Serooskerke, Notulen kerkvoogdij 16-5-1877, inv.nr. 64. Op zijn boerderij werd hij opge volgd door een schoonzoon uit een andere tak van de Melissen. Diens vrouw Cornelia Louwerse stierf jong en zonder kinderen, zodat de boerderij aan deze W. Melis en aan de kinderen uit zijn tweede huwelijk verviel. Dat het verlies van Arendsrust voor de Louwerses de relatie tussen de families negatief heeft beïnvloed, is niet waarschijnlijk. Een andere dochter van Jan Louwerse kwam met haar man op Nieuw-Arendsrust wonen. De mededeling over A. Louwerse Azn. en de verpachter hoorde ik van W.J. Sanderse te Serooskerke. 22 Zes van de acht leden van de oorspronkelijke kerkenraad doleerden. Van hen behoorden er drie tot Serooskerkse boerenfamilies - van J. Wondergem kwam de vader van elders. De vierde, J. Louwerse (géén familie van A. Louwerse), kwam van elders, maar was de schoonzoon van de rijke boer Van Tatenhove. De vijfde, P. de Visser, was buiten Serooskerke geboren, maar zijn schoonmoeder 102 De Doleantie in Serooskerke

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2003 | | pagina 28