|«heUUMes1
was een Melis, zijn schoonvader doleerde en hoorde tot
de bestuurlijke elite. De zesde, J. Sanderse, kwam van
elders, maar was de schoonzoon van een oud-wethouder.
Deze bleef echter hervormd, wat een breuk met Sanderse
betekende. Zo'n breuk lijkt eerder uitzondering dan
regel te zijn geweest; bij de aanslagen van de directe
belastingen in 1885 kwamen drie van de zes voor bij
de 35 inwoners die het meest betaalden: op een 6e, 25e
en 34e plaats.
23 In 'De Janses en Zwemers van Oostkapelle. Maatschappe
lijke en kerkelijke ontwikkelingen op het Walcherse
platteland', Transparant. Orgaan van de Vereniging van
Christen-Historici VII (1996), nr. 1, 22-28 (deel 1) en nr. 2,
4-10 (deel 2) beschreef de auteur voor de Oostkappelse
families Janse [Middenhof e.a.), De Visser [De Dankbare)
en Maljaars [Cranesteyn e.a.) hoe zij juist in de crisisjaren
na 1875 door familiehuwelijken 'daling' tegengingen.
Heel wat leden van de door tegenslag gedaalde familie
(H.) Janse (Klein Middenhof) trokken naar andere
(naburige) dorpen.
24 In het bevolkingsregister d.d. 1-1-1910 zijn alle gezins
hoofden en hun echtgenoten geteld en ook de alleen
staande volwassenen die inwonend waren, niet de zoons
en dochters. Dienstboden en knechts zijn niet geteld.
Rentenierende boeren ('zonder beroep') zijn niet als boer
meegeteld.
25 Over de christelijk-sociale beweging te Serooskerke:
J. Zwemer, Een zekel om geit-eten te snieën. De geschie
denis van de landarbeiders op Walcheren 1900 -1940.
Middelburg 1986.
26 'De gereformeerde mensen hebben zich veel op de borst
geslagen', aldus een gereformeerde inwoner van Seroos
kerke die er in 1905 geboren werd, over de houding van
zijn geloofsgenoten tegenover de hervormden. 'We keken
op hen neer.' P. Louwerse en A. Sinke, Een cent van 't blad.
Leven en werken in vooroorlogs Walcheren. Goes 2000, 44;
Door het kiessysteem waarbij steeds per raadslid gekozen
werd, domineerden de gereformeerden van de jaren 1890
tot 1918 de Serooskerkse gemeenteraad. In de raad van
1915 zetelden zes gereformeerden en maar één hervorm
de: een notabele grootgrondbezitter. Serooskerke had
een proefstation voor de geitenfok en proefvelden voor
kunstmestgebruik. De afweer heeft mogelijk ook te maken
met het feit dat Serooskerke in de jaren 1980 aange
wezen werd als 'groeikern', wat een instroom van -
meestal hoogopgeleide - buitenstaanders op gang bracht.
27 Van Rooden, Religieuze regimes, 194, 196; Op tegen
stellingen tussen familienetwerken van gegoede boeren
en hun effect op kerkelijke twisten wees C. Dekker voor
Wemeldinge: 'De Dominicussen en de Wabekes werden
steeds orthodoxer, de Lindenberghen en de Dekkers van de
Maalkote vrijzinniger. Ik waag de voorspelling achteraf,
gezien de verhoudingen, dat wanneer de Dominicussen
en Wabekes de vrijzinnige kant waren opgegaan, de
Lindenberghen en de Dekkers van de Maalkote nu aange
sloten zouden zijn bij de Gereformeerde Bond.' C. Dekker,
'Het kerkje van Adriaan van Velzen'. In: M. Nijkamp e.a.
(red.), Ten antwoord op een stem. Bijdragen bij het
100-jarig bestaan van de Bond van Vrije Evangelische
Gemeenten in Nederland. Kampen 1981, 9-22. Zó sterk
waren de tegenstellingen binnen de Serooskerkse elite
mijns inziens niet.
28 Verrips, En boven de polder, 90, 98 (citaat).
29 J. Melis, 'Familie Melis (Serooskerke)'. In: P. v. Beek,
D.Th. Kuiper en J.C. Okkema (red.), De Dolerenden van
1886 en hun nageslacht. Kampen 1990, 347-361,
aldaar 350.
30 In hun harde standpunt tegenover de hervormde gemeen
te gaven de dolerende leiders trouwens óók blijk van
strikte volgzaamheid aan het nationale gereformeerde
leiderschap.
De Doleantie in Serooskerke
103