bouwen de tekst ook beter. Eigenlijk had hier
het boek het best kunnen beginnen. Dit deel
behandelt het dijkbestuur, wie daarin zaten,
waarom, wat ze deden en of ze het goed deden.
Verder wordt kort ingegaan op de dijkbouw en
vervolgens op factoren als stormen, dijkvallen,
paalworm die een negatief effect op de water
staat hadden. Met name de beschrijving en
analyse van de stormen is zonder meer van
belang. Het hoofdstukje over de geldzorgen komt
naar mijn smaak niet uit de verf. Het blijft te
beschrijvend, terwijl met een eenvoudige grafiek
of statistiek het beeld van oplopende kosten
met daarin de pieken van rampenbestrijding
(1682, 1715), en vervangingen (houten door
stenen sluizen) snel te schetsen is.
Deel in behandelt de Franse periode, die wordt
gekenmerkt door centralisme en het veelvuldig
voorkomen van dijkvallen door de ramp van 1808
die voor grootschalige inundaties heeft gezorgd.
Deel IV gaat in op de vele vernieuwingen. Waarbij
vooral het gedeelte over De Muralt interessant
is, mede omdat hij op Schouwen werkzaam is
geweest en veel geëxperimenteerd heeft. Ook de
hele discussie over aanpassing van de algemene
(provinciale) reglementen, een op zich taaie
materie, komt goed uit de verf. Deel v gaat voor
het belangrijkste deel in op de ramp van 1953,
het menselijke drama en de wijze waarop het
herstel ter hand werd genomen.
Overzien we nu het boek De rand van 't Land, dan
mag dit als een bijzondere aanwinst worden
beschouwd voor de waterschapsgeschiedenis
van Zeeland. De kracht zit hem vooral in de
beschrijvingen, het schitterende plaatwerk en de
mooie opmaak. De minder sterke zijde van het
boek, namelijk die van de analyse en met name
van het ontbreken van voldoende inzicht in de
precieze ontwikkeling voor 1600, nemen we maar
op de koop toe. In ieder geval laat het boek zich
ook erg plezierig lezen. Het wordt nu wachten op
de volgende boeken, die leemtes gaan opvullen
die in het begin van deze bespreking zijn
genoemd.
Adrie de Kraker
Ad Beenhakker,
Vaarzon Morel, een schildersfamilie. Vlissingen
- Middelburg, Uitgeverij den Boer/de Ruiter
2003. 95 blz., rijk geïllustreerd, grotendeels
in kleur, lijst van werken in openbare collecties,
lijst van publicaties van de kunstenaars en
literatuurlijst.
ISBN 90 74576 42 7. Prijs: 25,-.
Deze publicatie is gewijd aan drie generaties kun
stenaars Vaarzon Morel: grootvader W.F.A.l.
(1868-1955), vader Willem (1901-1982) en zoon
Wim (1931). In het leven van alledrie speelde het
oude stadje Veere een belangrijke rol. Volgens de
auteur was Veere de eindbestemming voor groot
vader (Père), thuishaven voor Willem en voor Wim
de inspiratiebron uit zijn jeugd. Samen hebben zij
bijna een eeuw in deze havenplaats gewoond.
Het boek is overzichtelijk ingedeeld. Over ieder van
de drie genoemde leden van het geslacht
Vaarzon Morel wordt achtereenvolgens een
hoofdstuk gewijd aan het leven en één aan het
werk, gevolgd door een reeks afbeeldingen van
de kunstwerken. Deze afbeeldingen zijn allemaal
in kleur afgedrukt en vormen samen een goed
overzicht van het oeuvre van de drie schilders.
Tevens wordt een hoofdstuk gewijd aan het
geslacht Vaarzon Morel, waarbij wordt ingegaan
op de ambachtslieden en beeldend kunstenaars
die de familie sinds de achttiende eeuw heeft
voortgebracht. De auteur geeft ook een toelich
ting (met afbeeldingen) op de signaturen van de
drie Vaarzon Morels, die immers dezelfde voor
namen hebben.
W.F.A.l. Vaarzon Morel (Père) werd geboren in
Zutphen als oudste van een gezin van negen
kinderen. De familie verhuisde naar Haarlem,
waar Willem opgroeide in een artistieke om
geving. Hij volgde verschillende kunstopleidingen.
Aan de Rijksacademie voor Beeldende Kunsten in
Amsterdam werd August Allebé zijn leermeester.
Eén van zijn studiegenoten was G.H. Breitner.
Na zijn studie aan de Academie vestigde hij zich
in Haarlem als zelfstandig kunstenaar, waar hij al
snel succes kreeg als illustrator. Vanaf het begin
was hij echter ook een veelzijdig schilder. In 1910
ging de familie naar Veere. Hier leefde de hechte
Boekbesprekingen
117