Hein Kluiver en het Zeeuws Genootschap -
een terugblik
Peter Henderikx
Toespraak door Peter Henderikx bij de presentatie
van de bundel Hein Kluiver. Een Zeeuws
cultuurhistoricus (Middelburg/Zierikzee 2003)
in het Zeeuws Archief te Middelburg op
30 Augustus 2003.
Dames en heren,
'Behalve den man die de Sarphatistraat de mooiste
plek van Europa vond, heb ik nooit een wonder
lijker kerel gekend dan...'. Bij Nescio is dat 'den
uitvreter'; in mijn geval..., ja vergelijkingen gaan
altijd mank, maar Hein was ontegenzeggelijk
een heel bijzonder mens. Hein was anders, had
iets ondoorgrondelijks, en achter zijn vriendelijke,
gelijkmoedige, soms wat verlegen uitstraling,
stak overduidelijk een verre van eenvoudige
persoonlijkheid. Hein was iemand, die je, ook
al wasje heel goed met hem, toch - maar dan
spreek ik voor mijzelf - toch nooit helemaal
leerde kennen. Toen Frits Smulders en Erik van
der Doe een paar jaar geleden plannen maakten
voor het boek dat vandaag wordt gepresenteerd,
hebben zij ook aan mij gevraagd daarin iets
te schrijven, bijvoorbeeld naar aanleiding van
anekdotes die ik mij in verband met Hein
herinnerde. Ik heb daar toen wel over nagedacht,
maar uiteindelijk vond ik het té moeilijk.
Anekdotes waren al helemaal niet aan de orde,
en alles wat ik wel had willen vertellen, was te
ingewikkeld, te controversieel en misschien
ook wel iets te triest. Overigens: niet dat het
mij nu veel gemakkelijker valt, vooral niet omdat
ik iets wil vertellen over Hein en het Zeeuws
Genootschap.
Nadat ik Hein eerder al weieens had ontmoet, kreeg
ik pas echt met hem te maken vanaf 1988 toen
wij samen in de redactie van het Archief dat is
het jaarboek) en de Werken van het Genootschap
zaten. Geleidelijk aan leerde ik hem beter kennen,
en ik raakte onder de indruk van zijn eruditie,
zijn kennis van de geschiedenis van Zeeland, van
kunstgeschiedenis, van muziek en architectuur,
onder de indruk ook van de kwaliteit van zijn
wetenschappelijk onderzoek, zijn vele weten
schappelijke publicaties. En wat mij bovendien
snel duidelijk werd, was hoezeer Hein zijn hart
had verpand aan het Zeeuws Genootschap.
Zoals men vaak zei, 'Hein is getrouwd met het
Genootschap', of zelfs: 'Hein is het Genootschap'.
En er zijn inderdaad jaren geweest dat dat laatste
vrij dicht bij de waarheid kwam. Als secretaris van
het bestuur begin jaren tachtig heeft hij niet lang
gefunctioneerd, maar juist daarna raakte hij bin
nen de organisatie meer en meer in zijn element;
en dat in diverse functies tegelijk: als hoofdcon
servator van de verzamelingen, en als zodanig
tevens lid van het dagelijks en algemeen bestuur,
als lid van de redactie van Archief en Werken
en als bestuurslid van diverse werkgroepen: Kunst
geschiedenis, Muziek, Historie en Archeologie.
In al die functies wekte hij vertrouwen en genoot
hij in toenemende mate gezag. In de eerste
plaats vanwege zijn grote kennis; qua intellec
tueel niveau was hij in de diverse besturen en
commissies niet zelden een eenling. Daarnaast
groeide hij uit tot zo ongeveer het wandelend
geheugen van het Genootschap. Omdat hij
namelijk als hoofdconservator permanent lid was
van het dagelijks en algemeen bestuur, was hij
na een aantal jaren als vanzelf het langstzittend
bestuurslid, iemand die van tal van zaken vaak
als enige de voorgeschiedenis, achtergronden en
details kende. Bovendien dwong hij respect af
door zijn onvoorstelbare werkkracht, zijn gestage
ijver, waarmee hij bergen kon verzetten. Gevraagd
en ongevraagd schreef hij uitvoerige nota's over
allerhande zaken van beleid, maar ook schuwde
hij het eenvoudige handwerk niet: kapotte
voorwerpen in de verzamelingen, zoals muziek
instrumenten, restaureerde hij zelf, en jaar in jaar
uit verzorgde hij voor de drukker de opmaak
van het Archief plakte dat in elkaar, iets dat
vooral met de voetnoten onderaan de bladzijden
een uiterst geduldig werk was.
Van de centrale positie die hij op die manier in de
jaren tachtig en negentig binnen het Genoot
schap had verworven, was Hein zich wel bewust,
en hij maakte daar gebruik van waar het hem
ging om het verwezenlijken van zijn ideeën en
idealen. En die had hij. Voor Hein behoorde
het Genootschap in de eerste plaats een weten-
140 Hein Kluiver en het Genootschap