maakte hij deel uit van talrijke jury's bij concour
sen door het gehele land. Daarnaast zag hij kans
een enorme hoeveelheid composities bij elkaar
te schrijven, waaronder alleen al 346 originele
werken voor hafa (marsen, processiemarsen,
enzovoorts). Zijn totale productie omvat ruim
1200 composities. Als uitvoerend kunstenaar had
hij een grote naam, in de hafa-wereld wel in het
bijzonder. In zijn nalatenschap bevinden zich vele
beoordelingen en rapporten van concoursen die
er niet om liegen. Vrijwel zonder uitzondering
wordt hem zowel voor zijn dirigeren als voor
zijn componeren de hoogste lof toegezwaaid.
Zijn orkesten wist hij tot grote prestaties aan te
zetten en tot hoog niveau te brengen.
Izegrim
Guustaaf de Pauw bleef ondanks zijn jarenlang
verblijf in Maastricht een Zeeuw in hart en nieren
en dat botste nogal eens met de Limburgers.
De oprichting van kdo - een afsplitsing van de
'Koninklijke Harmonie' van Maastricht - deed
in het muziekleven van de Maasstad veel stof
opwaaien en Guustaaf de Pauw liet zich niet
onbetuigd. In 1913 meende een kapelaan aan
de Sint Servaas zich met het artistieke beleid van
de koordirigent te moeten bemoeien. De Pauw
legde zijn functie neer en het koor volgde hem.
Er moest een geheel nieuw koor worden
gevormd dat onder leiding kwam te staan van
Benoit Franssen. Geen wonder dat De Pauw in
Maastricht de naam had een goed vakman te
zijn, maar ook een lzegrini met wie je maar beter
geen ruzie kon krijgen. Zeer principieel was hij
aan het einde van zijn leven in zijn weigering
mee te werken aan de vorming van een 'muziek
gilde' in Limburg, een voorloper van de door de
Duitse bezetters en hun Nederlandse collabora
teurs in 1942 ingestelde 'cultuurkamer'. Toen
deze 'cultuurkamer' er uiteindelijk toch kwam en
de vraag 'aanmelden of niet' voor de Limburgse
musici ging spelen, deed De Pauw alles wat in
zijn vermogen lag om aanmelding te voorkomen.9
We beschikken helaas niet over een opname van zijn
dirigeren: de mogelijkheid hiertoe werd door
De Pauw zelf bewust getorpedeerd. In mei 1942
werd hij benaderd door de 'Nederlandsche
Omroep', de instantie die door de bezetter in de
plaats van de vijf bekende omroepverenigingen
was geïnitieerd. Men verzocht hem met zijn kdo
mee te werken aan een 'Limburgsche Streekdag';
hij zou dan een eigen werk kunnen dirigeren dat
op platen zou worden opgenomen en later uitge
Figuur 3.
Geënsceneerde foto van de première van Bellicla in 1897.
Coll. Frans Meewis, Meerssen.
zonden. De Pauw liet weten voor deze mani
festatie geen enkele belangstelling te hebben.
Andere Limburgers waren wel tot medewerking
bereid. Men nam zijn compositie Taptoe op het
Vrijthof voor harmonie- én fanfareorkest, liet het
werk uitvoeren door een harmonieorkest uit
Hilversum en een fanfareorkest uit Maastricht
en het geheel dirigeren door Pierre Reinards:
Reinards was een oud-leerling van Henri Hermans
en uit Limburg afkomstig. Hij was medio jaren
dertig in dienst van de KRO gekomen en in 1940
met de nieuwe machthebbers meegelopen. Na
1945 kon hij terugzien op een tragisch verwoeste
carrière en moest hij als vertegenwoordiger van
een bierbrouwerij het hoofd boven water zien
te houden. We vinden dit des te meer tragisch,
omdat uit bewaard gebleven opnamen blijkt
dat Reinards een uitstekende dirigent was, een
man die het topniveau had kunnen bereiken.
De uitvoering van Taptoe op het Vrijthof werd
door de 'Nederlandsche Omroep' uitgezonden
op zondag 30 augustus 1942.
Laatste jaren
Vanaf ongeveer 1934 begon Guustaaf de Pauw
zijn activiteiten als uitvoerend kunstenaar te
beperken en zich langzamerhand uit het muziek
leven terug te trekken. Hij legde zich meer toe op
het componeren en zijn laatste tien levensjaren
waren gevuld met het schrijven van zangspelen
en ongeveer vijfhonderd geestelijke liederen en
motetten voor koor. Tot de herfst 1942 bleef hij
nog bij een drietal harmonieorkesten als dirigent
actief, maar de meeste werkzaamheden had
hij op dat moment al overgedragen aan zijn
zoon Désiré. Enkele maanden later overleed hij,
op maandagavond 1 februari 1943. Hij werd
begraven op het kerkhof van St.-Antonius van
Padua in Scharn. In de periode die volgde, kwam
het culturele leven in Limburg grotendeels stil
te liggen en toen na de bevrijding de koren en
hafa-orkesten hun taken weer op zich namen,
Guustaaf Francies de Pauw
125