I I»™ Die enquête werd gehouden in een onzekere poli tieke constellatie.3 In maart 1809 laat de minister van buitenlandse zaken Canning aan premier Portland weten dat hij de regering onder de huidige oorlogsomstandigheden niet sterk genoeg vindt en dat vervanging van bewinds lieden, vooral van Castlereagh, minister van oorlog, noodzakelijk is. Daarop volgen intriges over opvolging en de bijbehorende stoelendans, zonder Castlereagh daarvan op de hoogte te stellen. Terwijl die intriges gaande zijn, legt Castlereagh op 15 juni het plan voor de invasie voor aan de koning en op 18 juni aan het kabinet. Dan overlijdt Portland en op 4 oktober 1809 wordt Perceval de nieuwe premier. Hij zal in 1812 worden vermoord; de moordenaar had eigenlijk iemand anders op het oog! Zo'n tragisch lot had deze premier zeker niet verdiend. Als Castlereagh verneemt hoe een en ander in elkaar zit daagt hij Canning uit voor een duel, dat op 21 september plaatsvindt. Canning raakt gewond.4 En dat terwijl er een oorlog woedde! Castlereagh zou na zijn ontslag in 1810, in 1812 nog minister van buitenlandse zaken worden en deelnemen aan het Congres in Wenen; Canning zou het in 1827 nog tot premier brengen. Zoals uit de latere stemmingen zal blijken was er een onduidelijke en wisselende meerderheid. Men verwachtte dan ook niet dat deze regering, wegens het gebrek aan samenhang en talent, de vele stormen van 1810 zou overleven.5 Motie tot instellen van een onderzoek De enquête vond plaats begin 1810 onder de regering Perceval, die behalve eerste minister ook Chancellor of the Exchequer was. Voor die laatste functie zou geen geschikte man te vinden zijn geweest. Het is de moeite waard om van die enquête nader kennis te nemen. De enquête verhoren geven namelijk informatie over de oorspronkelijke plannen, een inzicht over de rommelige niet-gecoördineerde voorbereiding en over de vele tekortkomingen bij de uitvoering, waardoor de doelstellingen niet konden worden gerealiseerd. Motie tot instellen van een enquête Begin 1810, direct na het kerstreces, mislukte een eerste poging om de regering ten va! te brengen. Een motie van wantrouwen zag de mislukte en schadelijke expeditie, de verspilling van nationaal kapitaal, en het verlies van mensenlevens als een blijvende schade aan het land.6 Deze motie werd echter verworpen met 263 tegen 167 stemmen. Wel lukte het de oppositie enkele weken later om een voorstel aanvaard te krijgen om een parle mentaire enquête in te stellen naar de desastreus verlopen expeditie naar de Schelde. De bezetting van Walcheren was daarvan een onderdeel. Het idee van een invasie was niet nieuw. De bezetting van Walcheren was al in 1807 voorgesteld en in 1809 leek de geopolitieke situatie ideaal.7 Men nam bij het debat over de motie geen genoegen met het voorstel van de regering om de nodige schriftelijke informatie van regeringswege eerst maar af te wachten. Het volk, zo was de rede nering, dat wist van de vele doden - bijna 4.000, waarvan de meeste door ziekte - en dat 1 2.000 zieken had zien terugkeren, had recht te weten of de mislukking te wijten was aan externe omstandigheden of aan slechte voorbereiding en uitvoering. De meeste van de hieronder volgende informatie is ontleend aan het boek van Grey, waarin de volledige handelingen en verhoren zijn bijeen gebracht.8 De indiener van de motie tot instelling van die enquête, Lord Porchester, was van mening dat het besluit voor de invasie te laat was genomen. Hoofddoel zou namelijk zijn geweest het vormen van een westers front om zodoende de Oostenrijkers te helpen in hun strijd tegen Napoleon. De oorlog tussen die landen was gestart op 8 april 1809. Dat was naar het oordeel van Porchester het moment geweest om hen te helpen. De Oostenrijkers wonnen welis waar op 22 april 1809 de slag bij Aspern nabij Wenen, maar Napoleon had de daaropvolgende slag bij Wagram op 6 juli in zijn voordeel kunnen beslissen. En wel zo beslissend dat al op 12 juli een wapenstilstand werd gesloten. De Engelse vloot vertrok op 28 juli. Het bericht van de wapenstilstand was toen al binnengekomen. Porchester noemde het besluit dan ook een medicijn voor een dode. De geopolitieke be doeling was derhalve al bij voorbaat mislukt. Wat dan overbleef als zuiver militaire doelstelling zou de uitschakeling zijn van de Franse vloot en bijbehorende werken op en langs de Schelde, met Antwerpen als einddoel. Bezetting van de oevers zou voor vrije doortocht over de Schelde moeten zorgen. Maar de beslissing voor de aanval op Antwerpen werd naar zijn mening veel te laat genomen, namelijk pas op 29 augustus. Hij stelde voorts vraagtekens bij de geschiktheid De zaak Walcheren in het Lagerhuis 61

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2004 | | pagina 19